Op dinsdag 27 april 1915 - deze maand een eeuw geleden - ontslaapt te Lozer Maria Stephania De Clercq in de Heer. Ze heeft de leeftijd van 54 jaar en 4 maanden bereikt. Op zich niets speciaals, ware het niet dat deze diepgelovige, ongehuwde juffer dertig jaar voordien Lozerdorp in rep en roer heeft gezet.

Stephanie wordt op zondag 23 december 1860 geborenin een nederig stulpje. Het gezin De Clercq-Bauters is er één zoals zo vele in het arme Vlaanderen van die tijd, waarin de meeste families meer kleine koters dan geld hebben. Stephanie is het vijfde kindje in het gezin. Vader August pacht op Neerrechem een kleine hoeve. Op haar 17de wordt Stephanie ernstig ziek. D.P. Roggeman, geneesheer te Kruishoutem en Joannes Van Cauwenberghe, dokter te Huise, beschrijven de aandoening als volgt: “Wij ondergetekende Doctoor in genees-, heel en vroedkunde, verklaren dat de genaamde Stephanie De Clercq te Huysse-Lozer, aangetast is door eene ruggegraatziekte.  Die ziekte als ongeneesbaar beschouwt, is gekenmerkt, in het geval dat ons aangaat, door eene afwijking der ruggraat langs de linkerkant, met gedurige pijnen vergezeld. Die pijnen vermeerderen door het uitwendig onderzoek, en door de beweging, zoo verre dat de gang zeer moeilijk, en om zoo te spreken, onmogelijk wordt. Wanneer de zieke gaat, houdt zij de handen op de heupen, ten einde het gewicht van het lichaam te dragen. Wanneer zij gezeten is in haren zetel, is zij verplicht op de armen te leunen, om zich recht te houden. In het bed kan zij zich niet liggen tenzij op den buik en zoo verlicht zij een weinig hare pijnen. De smert in de rugge vermeerderd bij warm weder. De ziekte is begonnen in de maandApril 1878 en is bevochten geweest van het begin af door uitwendige en inwendige middelen.  Die middelen bleven zonder uitwerksel gedurende vijf jaren.”

Ten einde raad vertrekt Stephanie op dinsdag 28 april 1885 met de adellijke familie della Faille op bedevaart naar Lourdes. Daar neemt ze tot drie maal toe een bad in het water der verschijningen, zonder resultaat. Maar de vierde keer geschiedt het wonder: “Den Zaterdag 2den Mei voor de 4de maal uit het bad komende was zij genezen.  Genezen !  Dit woord zegt alles. Woord van de E.E. Paters die de grot bedienen !”. Stephanie De Clercq keert op vrijdag 8 mei vanuit Frankrijk naar huis terug. Daar wacht haar een feestelijk onthaal. Te Ouwegem luiden de klokken en wordt een ‘krachtig Te Deum van dankzegging aangeheven’. Vervolgens gaat de triomftocht naar Lozer met ‘langs weerskanten eene haag bewogene nieuwsgierigen, waar tranen vloeiden van aandoening en dankbaarheid voor O.L.V. van Lourdes !’. Het is haast te mooi om nog toeval te zijn, maar Stephanie is net op tijd terug voor de processie van Lozermei, die datzelfde weekend uitgaat: “Eindelijk de plechtige ommegang ter eere van O.L.V. van 7 Weën, waar honderde en honderde bedevaarders aan deel nemen om de wonderbare genezene te zien”.

Grot Lourdes

Twee dagen na de ommegang gaat Stephanie weer op visite bij de artsen Roggeman en Van Cauwenberghe. Ze verklaren haar kerngezond:  “Wij hebben de zieke weergezien bij hare terugkomst den 12 mei van hetzelfde jaar, en de zieke had niet de minste pijn meer, ging zonder het minste ongemak, zonder de minste moeite, zij was genezen. Ziedaar feiten die wij als echt mogen doen doorgaan.” Volgens de dokters gaat hethier over een verbazingwekkende en uitzonderlijke  gebeurtenis, maar is het ook een Mirakel ? In Lozer gelooft men het graag; het geeft een ware boost aan Lozermei. In 1910 - 25 jaar later - worden prijzige bidprentjes in kleurendruk (zie afbeelding) uitgegeven ter viering van het zilveren jubileum van de ‘wonderbare genezing’. Maar eerlijkheidshalve, de case Stephanie De Clercq staat nergens geboekstaafd tussen de 67 door de Katholieke Kerk erkende Lourdesmirakels ...

Is er trouwens met de huidige medische kennis een verklaring te geven voor het ziektebeeld en de genezing van Stephanie ? Is die wel zo ‘wonderbaar’ geweest ? In 2009 buigen drie specialisten zich over de medische getuigenissen van de dokters van toen. Hun verdict laat zich samenvatten als volgt: “Voortgaande op het summiere klinisch onderzoek van beide huisartsen, stellen we de diagnose van tuberculeuze spondylitis of ziekte van Pott. De tuberculeuze aandoening van de wervelzuil ontstaat door een uitzaaiing van de tuberculeuze infectie lange tijd vóór de ruggengraatklachten verschijnen. De ziekte kwam vooral voor bij jonge volwassenen. De symptomen zijn een pijnlijke stijfheid van de ruggengraat met sterk lokaal uitstralende pijnen. De vervormingen van de ruggengraat komen voor in een verder gevorderd stadium van de ziekte. Het klinisch verloop van deze aandoening werd reeds beschreven door Dr. Pott in 1788. Pas in 1822 werd de bacil, verantwoordelijk voor de aandoening, ontdekt door dokter Robert Koch. In de 19de eeuw was er geen enkele therapie voor deze ziekte voorhanden, tenzij bedrust. Pas na 1920 werd maandenlange bedrust in een gipsschaal en een zeekuur aangeraden. Spontane genezingen kwamen regelmatig voor. Pas rond 1955 zijn de tuberculostatica op de markt gekomen. Persoonlijk heb ik een patiënte van 50 jaar gekend met een volledige spontane genezing van een sterk vervormd, door TBC aangetast heupgewricht, waarbij elke gangpijn ook spontaan verdwenen was. Bij de jonge patiënte uit Lozer kan de pijn spontaan verdwenen zijn door een ongewone beweging, bij het nederdalen in het waterbad te Lourdes, waarbij toevallig de druk op de zenuwen verdween door een herschikking van enkele vernauwde vervoegingsgaten tussen de wervels. Als besluit: geen mirakel ! ” (dr. Luc Goeminne).

Spontane genezingen van de Ziekte van Pott komen dus wel degelijk voor. Het feit dat dit bij Stephanie uitgerekend gebeurt op het ogenblik dat ze voor de vierde keer uit het helende water van Lourdes oprijst, is merkwaardig te noemen. Hier kan dus - rekening houdende met de al dan niet toevallige timing met Lozermei die het weekend erna doorgaat - zeker gewag worden gemaakt van een ‘wonderbare genezing’ ...