Ze spraken er reeds lang over, de mensen van Kruishoutem. De gebarsten klok in de toren van de Sint-Eligiuskerk klonk al de hele winter als een oude emmer. Er werd niet meer geluid voor de missen en - minstens even belangrijk - ook niet meer voor het sluiten van de herbergen! Het was trouwens de enige klok die nog in de kerktoren hing nadat in 1797 de Franse sansculotten de drie andere hadden laten weghalen. Hoog tijd voor ‘ander en beter’ vond pastoor Filip-Jacob Van Namen en hij sprak de gemeenteraad aan want de parochiekas was leeg!

Een klokkengieter uit Doornik bood zijn diensten aan. Op 13 juni 1817 verscheen hij voor de gemeenteraad. Deze maakte van de gelegenheid gebruik om de klok te laten omsmelten tot twee:“Wij onderschreven locaele authoriteyt en de membre van de Municipaele Raad der commune van Cruyshautem: gezien d’overeenkomste van daete 13e Juny 1817 aengegaen met sieur Martinus Drouot meester-klokkegieter, hebben besloten, gelijk wy doen by deser van d’ oude geborsten klokke uyt den Torre te laeten zinken en te wegen ten eynde de selfde spyse te dienen tot het gieten van twee nieuwe klokken.”.

Verschillende clausules werden opgenomen in het contract tussen de gemeente en klokkengieter Drouot. Vooreerst moest het gezamenlijk gewicht van de twee nieuwe klokken minstens gelijk zijn aan dat van de gebarsten klok, kwestie van geen kostbaar brons achter te houden; per pond ondergewicht moest de gieter 17 stuivers ophoesten. De klokken moesten een zuivere en dragende klank hebben. Daarom bedongen onze vroede voorvaderen een proeftermijn van één jaar; indien zou blijken dat ze niet voldeden of zouden barsten, dan moesten ze opnieuw worden gegoten, gratis wel te verstaan. De gemeente van haar kant had ook een aantal verplichtingen; ze moest instaan voor aarde, hout, kolen en drie- à vierduizend ‘carelen’ (bakstenen) voor de bouw van een smeltoven. Metsers, timmerlui, smeden en andere ambachtslui zouden worden betaald door de gemeente. Men kwam overeen om meester Drouot 20 guldens per 100 kg gewicht te betalen,wat in totaal zou neerkomen op ongeveer 300 gulden. Dit was wis en zeker een aardig bedrag, als men bedenkt dat de jaarwedde van een ‘chirurgien’ toen 120 gulden bedroeg en deze van de twee Kruishoutemse onderpastoors te samen 472 gulden. Het was de gemeenteraad die dit alles bedong, maar het waren de parochianen die uiteindelijk het gelag betaalden … Desondanks vertoonden de rekeningen achteraf nog een deficit van 600gulden, waarna de gemeente beroep deed op de provinciegouverneur om het verschil bij te passen.

Sint-Eligiusklokken

De 3.415 pond (ongeveer 1.500 kg) wegende oude klok werd gedemonteerd en neergelaten. Ook de stoel waarin ze hing, werd afgebroken: er moesten immers twee nieuwe worden getimmerd. De inscripties van de oude klok werden nauwkeurig opgetekend: “Ik hebbe voor peter mijnheer Guillaume Joseph van der Meere, ridderhere van ’t grafschap Cruyshautem en Ayshove, Baronye van Bautersem Cachtem en Roddes. En meter Vrauw Robertine van der Meersche, vrauwe van Berchem Gheselene van Joris Albert van Pottelsberge, heere van Herlegem. Ik ben gegoten ten tijde van heer en meester Albertus van Doorn, peter, de heren de Carlier, baillieu en amptsman Philippus Goeminne, Adriaan van Simaey, Ch- Veys, Joans Geselle, Frans Callant, Martinus Cnockaert, Jacobus De Sloovere, schepenen en Pieter van Laere, greffier, gegoten door Ignatius en Albertus Ferdinandus de Cock in ’t jaer 1738. Wapen van de heer graaf en het Kruyswaer rond staet, ‘haut hem in liefde’.” De klok had amper 79 jaren geklingeld en geklepperd boven de Kruishoutemse daken, velden en beemden, toen ze in de winter van 1816-1817 de geest gaf.

Op 17 juli 1817 -  deze maand 195 jaar geleden - werden burgemeester graaf Van der Meeren en de gemeenteraad uitgenodigd bij het gieten van de nieuwe klokken. Op het hof van de herberg “De Vos” (in de Nieuwstraat, momenteel ter hoogte van de huisnummers 6 en 8) had Martinus Drouot een oven laten metsen, de gietvormen gemaakt en de oude klok gesmolten. Om 18.00 u. ’s avonds werden de twee moelen gevuld met het roodgloeiende mengsel. Het duurde meerdere dagen om ze te laten afkoelen. Nadien liet men de klokken wegen met de stadsschaal van Oudenaarde; de grote klok was 1.248 kg zwaar, de kleine 394 kg. Drouot moest dus geen boete betalen voor ondergewicht, integendeel; de beide klokken telden samen 142 kg meer dan het oude exemplaar. Ze werden van herberg “De Vos” naar de markt getransporteerd en naast de kerktoren opgesteld. Daar kon iedereen ze bewonderen.

Op de grote klok stond geschreven: “Ik hebbe voor peter mijnheer Charles Amatus Emanuel Graef van de Meere en de van Cruyshautem, baron van Bautersem en de Fauche, heere van Machelen, Grammene Cachtem en Roddes, kamerheer van S.M. Den Koning der Nederlanden, Président van het Ridderschap der Provintie van Oostvlaenderen. En meter Vrauw Catherine Louise Baronesse de Beelen Bertholf, zijne gemalin, in ’t jaer 1817. Ik ben gegoten ten tijde van de heer en meester J. Van Namen, pastor, door Martinus Drouot”. Op de kleine klok: “Ik hebbe voor peter D’heer Joannes Emmanuel Van Temsche, vrederechter van het canton van Cruyshautem en meter Juffrouw Beatrix Rottiers, zijne huysvrouwe. Ik ben gegoten ten tijde van heer en de meester J. Van Namen, pastor, door Martinus Drouot”. De kleine klok zou na 174 jaar bim bam beieren barsten. In 1991 werd ze uit de toren gehaald. Ze is heden ten dage te bewonderen in de Sint-Eligiuskerk (zie foto). Breng ’s een bezoekje.

Op 26 september 1817 werd in de namiddag een eredienst gehouden om de klokken te dopen. E.H. Roelands, deken van Oudenaarde en pastoor te Paemel, geassisteerd door E.H. pastoor Filip-Jacob Van Namen en de E.H. onderpastoors Verloge en Verschraegen, leidde de dienst. De graaf, de gravin, de notabelen van de gemeente en “eene zeer grooten nomber van persoonen zoo van Cruyshautem als van de naburige parochiën” woonden de plechtigheid bij. Toen de klokkenstoelen enige dagen nadien klaar waren, werden de twee nieuwe ‘klipperende kleppers’ in de toren getakeld. Meester-gieter Martinus Drouot uit Doornik had ongeveer drie maanden gewerkt en 328,40 gulden verdiend.

Op 26 november 1817 werd door vrederechter Van Themsche van dit alles een verslag gemaakt in het "Register de Deliberatiën, ten eynde van daernaer dies nood recours te connen nemen, en voorders te dienen 't Eeuwige emorie (teneinde het daar zo nodig te kunen raadplegen en ten dienste van de Eeuwige herinnering)". Iets waaraan deze Kroniek hopelijk zijn steentje heeft kunnen bijdragen.

Deze Kroniek is een update van het gelijknamige artikel van John Van den Abeele uit Lozer, die het in 1987 publiceerde in ‘Kijk Uit’.