Een jongen met grote vooruitzichten

Hij had alles om het te maken: een goeie familiale komaf, de nodige brains en de nuttige relaties. Toch stokte zijn politieke loopbaan nog vooraleer ze goed op dreef was gekomen. Het hebben én verkondigen van een eigen mening, zal daaraan niet vreemd zijn geweest.

Edmondus Joannes Victorinus Van Brabandt

Edmond(us) Joannes Victorinus Van Brabandt wordt op woensdag 1 februari 1837 te Kruishoutem geboren, als zoon van Hermes Jan Van Brabandt (1802-1867) en Renilde Sophie Vijvens  (1812-1882). Als advocaat, notaris, vrederechter en orangistisch gemeenteraadslid behoort vader Hermes tot de plaatselijke high society. Grootvader Pieter-Jozef (1770-1831) is burgemeester van Kruishoutem geweest tijdens het Hollands bewind. Moeder Renilde moet als telg van de gefortuneerde familie Vijvens uit Huise ook al niet onderdoen in lokaal aanzien. Zijn 5 jaar jongere broer Amedée-Julien zal burgemeester van de Eiergemeente zijn van 1884 tot 1893. Kortom, je kan in een ‘slechter nest’ geboren worden.

Net zoals zijn vader vóór hem schrijft Edmond zich in aan de Katholieke Universiteit van Leuven, waar hij in 1860 doctor in de rechten wordt. Meteen na zijn studies verhuist hij naar Gent, waar hij aan de slag gaat als advocaat bij het Hof van Beroep. Edmond, die heel zijn leven ongehuwd blijft, zal - ondanks een 16-jaar durende flirt met de politiek - Vrouwe Justitia steeds trouw blijven.

Rising star In de provinciale politiek

In 1870 begeeft hij zich op het glibberige pad van de politiek; hij wordt voor de katholieke partij verkozen in de provincieraad van Oost-Vlaanderen. Dit gebeurt zonder strijd, want er is geen tegenkandidaat. Bovendien is het kieskanton Kruishoutem al sinds 1836 in katholieke handen. De amper 33-jarige Van Brabandt volgt de 72-jarige Lozerse baron Adolphe della Faille d’Huysse (1798-1873) op en maakt een blitz-start; hij wordt meteen verkozen tot provinciaal député. Bij de hernieuwing van de deputatie in 1872 krijgt hij 68 van de 69 uitgebrachte stemmen. Dit betekent dat hij ook kan rekenen op liberale steun. In 1876 wordt hij herkozen, opnieuw met een beduidend betere score dan zijn collega-gedeputeerden. Deze brede aanhang plaatst hem in een interessant daglicht: hoe positioneert hij zich in eigen partij? Hoe is zijn relatie met de liberale opponenten? De Kruishoutemnaar behoort zeker niet de grootste oratoren van het politieke halfrond. Tijdens debatten over gevoelige thema’s zoals landbouwbeleid en onderwijspolitiek houdt hij meestal de lippen op elkaar. Snel echter blijkt hij een dossiervreter te zijn, die zich vooral laat leiden door de procedurele wetmatigheid van het voorliggende vraagstuk, eerder dan zich te conformeren naar een partijdictaat. Daardoor weet hij een zeker gezag op te bouwen; hij is een man naar wie wordt geluisterd, zolang hij maar niet te veel buiten de lijntjes kleurt of ego’s bruuskeert. En zo nu en dan gebeurt dat wel ‘s.

Te principieel ?

Edmond maakt deel uit van de 4de provinciale commissie, bevoegd voor openbare werken, buurt- en waterwegen. Na onderwijs is dit de grootste post op de provinciale begroting. Hij werpt zich op als verslaggever en bijt zich vast in de materie. Herhaaldelijk vraagt de commissie - gesteund trouwens door de liberalen - aan het nationale parlement bijkomende kredieten. Een jaarlijks budget van 80.000 BEF, terwijl bv. in 1874 de gemeentelijke aanvragen het bedrag van 350.000 BEF bereiken, toont aan dat de provinciale armslag inderdaad veel te klein is. De tussenkomsten van Van Brabandt getuigen van zijn overtuiging dat er meer moet worden geïnvesteerd in buurtwegen ter ontsluiting van het platteland. Hij windt zich op over het te krappe provinciale budget. Anderzijds geeft hij ook de (overwegend katholieke) gemeentebesturen een veeg uit de pan “omdat ze maar al te gehaast zijn om geld voor projecten binnen te rijven, maar uiterst traag zijn om ze te realiseren”. Het moet duidelijk zijn dat dergelijke taal niet overal op applaus wordt onthaald, zeker niet bij zijn confraters-provincieraadsleden die juist opkomen voor de plaatselijke belangen. Dat Van Brabandt het toch aandurft de gemeenten met de vinger te wijzen, komt in de context van toen neer op niets minder dan het in vraag stellen van de gevestigde orde.

Edmond gaat bovendien ostentatief en principieel op de rem staan, telkens een provincieraadslid het aandurft om voor een gemeentelijk project extra-subsidies te vragen. Hij laat niet na er telkenmale op te wijzen dat dergelijke bijkomende betoelagingen ingaan tegen de normale spelregels en dat er reeds federale en provinciale tussenkomsten zijn volgens de geijkte procedures. Hij vindt m.a.w. dat de gemeenten hun financiële verantwoordelijkheid moeten nemen in plaats van de provinciale overheid te zien als een melkkoe. Het feit dat hij daarbij invloedrijke katholieke partijgenoten tegen de haren in strijkt, helpt zijn positie niet vooruit.

De uitbouw van een tramwegennet in de provincie kan vanaf 1872 op de steun van Van Brabandt rekenen. Hij ergert zich aan de trage vooruitgang in het dossier. In 1874 maant hij de provincieraad aan om bij de nationale overheid aan te dringen op daadkracht, want naar zijn zeggen “heeft de Regering tot heden niets gedaan in dit dossier”. Die regering is het homogeen katholieke kabinet de Theux-Malou … Edmond trapt m.a.w. op de tenen en stampt tegen de schenen van de top van zijn eigen partij. Wellicht wordt hij op de vingers getikt, want in latere jaren zwijgt hij zedig als de aanleg van tramlijnen aan bod komt.

Poging in de nationale politiek

Blijkbaar beseft hij dat hij op de beperkingen van het provinciale niveau is gebotst. Wellicht is hij ook ontgoocheld in de aanpak en durf van zijn collega’s. In 1878 maakt hij de overstap naar de nationale politiek. Hij wordt voor het arrondissement Oudenaarde verkozen tot volksvertegenwoordiger ter opvolging van Théodore Van der Donckt (1795-1878). In het parlement maakt hij deel uit van de commissie begroting. In 1882 verhuist Edmond van Gent terug naar zijn geboortedorp Kruishoutem. In 1886 stelt hij zich niet meer verkiesbaar en legt zich voor de rest van zijn leven toe op de advocatuur. Edmond Van Brabandt, Ridder in de Leopoldsorde, overlijdt te Gent op 12 december 1905, deze maand 110 jaar geleden. Op zijn doodsantje staat: “Hij was een man vol rechtzinnigheid en zoetaardigheid, geschikt in gedrag, geregeld in zijne zeden en van zijne kindsheid af in alle slach van deugden geoefend”. 

Zie: ‘Onze vierde man in Brussel’, Kruishoutemse Kroniek, Eierdopje oktober 2009, p.23-24.