Lozer is nooit een zelfstandige gemeente geweest. Bij het begin van de negentiende eeuw heeft het ook geen kerk, noch is het een parochie. Wel staat er van oudsher een kasteel, sinds 1654 eigendom van de adellijke familie della Faille d'Huysse. Voor de eucharistieviering zijn de Lozernaren aangewezen op de kerk van Huise of Ouwegem. Daarom laat in 1842-1844 de weduwe van Baron François della Faille te Lozer de O.L. Vrouw van Bijstandskerk optrekken. Tezelfdertijd wordt ernaast de pastorie gebouwd. Dit initiatief van de familie della Faille is dé stap geweest voor de ontwikkeling van een eigen Lozerse identiteit ; het dorp is erdoor onafhankelijk geworden van Huise.
Baron Adolphe della Faille, zoon van François, schenkt in 1855 kerk en pastorie aan de kerkfabriek. Een jaar later wordt Lozer een officiële parochie met E.H. Benedictus Desmet als allereerste pastoor. In 1857 volgt een tweede gift van de baron; hij doneert 28 aren grond voor de aanleg van een kerkhof en de uitbreiding van de pastorietuin. In 1866 krijgt de pastoorswoning er een verdieping bij, waardoor ze het karakter krijgt van een herenhuis. Het jaar nadien, in 1867, laat pastoor Benedict een jongensschool bouwen op een perceel, alweer geschonken door Baron Adolphe.
We kunnen derhalve aannemen dat het die jaren koek en ei is tussen Baron Adolphe en pastoor Benedict. Ongetwijfeld hebben de beide heren van stand meer dan eens - achteroverleunend in de canapé bij het genot van een sigaar en een Bordeaux van een goed jaar - tevreden teruggeblikt op hun realisaties voor de lokale gemeenschap. En die zijn inderdaad niet min ; de baron door zijn milde giften aan de kerkfabriek, en de pastoor door zijn bezielende preken van op het kansel. Toch komt er vanaf 1871 een serieuze barst in hun vriendschap. Het pastoorshuis van Lozer is er nu nog de stille getuige van.
Twee jaar na het optrekken van de tweede étage van de pastorie wordt in 1868 de gang op het gelijkvloers opgesmukt met muurschilderingen. In het vorige jaarboek van 'Hultheim' publiceerden Patrick Devos en Raoul De Bel hierover een artikel met prachtige kleurenfoto's van Carl Delacauw. De ensembles zijn stemmige taferelen, waarvan er twee naar Lozer verwijzen.
Het eerste is een jachtscène met op de achtergrond de torenspits van de O.L. Vrouw van Bijstandskerk. De jager vooraan, die een zilverfazant neerhaalt, zou wel 's Baron Adolphe kunnen zijn. De fysionomie van het aangezicht van de jager kan in elk geval de vergelijking doorstaan met de gelaatstrekken van de kasteelheer. En in de overloop van de gang naar de bovenverdieping prijkt de bijna levensgrote schildering van een witte poedel op een stenen muurtje. Op één van die stenen staat vermeld : 'BARBET 1868'. Dit is niet alleen de koosnaam van de schattige vierpoter ; de barbet is een Frans hondenras met een baard en krullen over het ganse lichaam. Aan deze baard heeft het ras trouwens zijn naam te danken. Het zijn honden, die vooral worden gebruikt voor de jacht op waterwild. Hun vastberadenheid, apporterend vermogen en jachtinstinct maken ze ook geschikt voor de landjacht. De barbets zijn de pedigree van de Franse poedels.
De anonieme kunstenaar heeft onze Barbet - met getrimde snuit en poten, wat wijst op een cultivering tot huisdier - geportretteerd als een levenslustige hond. Al met al een liefelijk tafereeltje van een troeteldiertje, dat jarenlang de trouwe gezel is geweest van meneer pastoor. Tot helaas het noodlot toeslaat ! De aandachtige toeschouwer merkt immers op de linkerachterpoot van Barbet een onheilspellende inscriptie : "VERGEVEN EN GESTORVEN 16 MEERT 1871.". Onze lief hondje is in maart 1871 met vergif naar het hiernamaals geholpen ! Wie heeft het bezield om deze snode daad te stellen ? Wie heeft het hart van pastoor Benedict zodanig gebroken dat hij deze boodschap heeft achtergelaten op het portret van zijn lievelingspet ?
In 2008 brengen Patrick Devos en Raoul De Bel licht in de duisternis : "Volgens een mondeling verhaal zou er tussen de baron en de pastoor een ernstige onenigheid ontstaan zijn omdat Barbet het wild opjaagde in het nabije Lozerbos en (omdat) daaraan door de baron een einde gesteld werd door hem in 1871 te vergiftigen. De pastoor zou deze daad bitter gehekeld hebben door de vermelde tekst op de muurschildering aan te brengen. De 19de eeuw is de eeuw van het (laat-)romantisme, maar ook van de deftige burgerlijke gemanierdheid. Gevoelens werden in die middens niet of zelden geuit. De afbeelding van Barbet is in die context dan ook tekenend en ontroerend.".
Of het nadien nog is goed gekomen tussen baron en pastoor, weten we niet. Veel tijd krijgen ze trouwens niet meer om de plooien glad te strijken ; Baron Adolphe sterft kinderloos op 31 augustus 1873. Het kasteel gaat over naar Gaëtan, de oudste zoon van Adolphe's broer Gustave. Met deze kan pastoor Benedict het beter vinden, want in 1874 vermelden de kerkboeken de aankoop van twee klokken. Peter en meter zijn Baron en Barones della Faille. Om alle twijfel in de kiem te smoren, is er met potlood subtiel toegevoegd : "peter Gaëtan Della Faille".
In 1877 verwisselt pastoor Benedict zelf het tijdelijke voor het eeuwige. De 'vergeving' van zijn geliefkoosde Barbet, hij heeft het zijn vriend Adolphe waarschijnlijk nooit vergeven ...