In de zomer van 1912 - dit jaar 105 jaar geleden - haalde Nokere zijn nieuwe burgemeester binnen met een feestelijke stoet. Eén van de praalwagens verbeeldde de terechtstelling anno 1634 van de dorpsheks Clara De Vos. De dorpelingen hadden m.a.w. hun enige stukje verleden waarvan ze door mondelinge overlevering nog weet hadden, op straat gebracht. Decennia later trouwens - in de vijftiger jaren van de vorige eeuw - deemsterde Clara nog na in de plaatselijke mondelinge overlevering, evenwel gevangen in een web van halve waarheden en incorrectheden. Een getuigenis van een 76-jarige Nokerse aan Sylvain Bohez in 1956: “Nelleke, jaja, daar heb ik toch ook nog horen van vertellen. Maar haren echten naam was Clara De Vos, maar de mensen zeiden daartegen Nelleke, ze was geboren in 1625. Ze woonde waar dat Stantie nu woont, en ze was maarte, ginder tussen de twee kastelen op dat hof waardat Stafke Boonaert nog gewoond heeft. Dat was een toverhekse. En ze hebben ze dan verbrand aan een stake die gestaan heeft vóór M. De Craene’s, dat was Klaarkesstake, maar voordat ze verbrand werd, hadden ze er al naar geschoten, maar z'en kosten ze niet passen en als al ulder poer op was, lachte ze ne keer en zei ze: “'t Is nu Nellekens keer” en dat is daarmee dat ze dat hier dan de Nellekenskeer geheten hebben. Maar dat is echt gebeurd zulle, en lang nadien was er ieder jaar ne stoet met ne wagen, waarop dat ze dat Nelleke, dat was ne stropeetie, meevoerden en dan verbrandden aan die stake”. En een 68-jarige man: “Die toverhekse hier, zij heette eigenlijk Clara De Vos, maar de mensen zeiden altijd Nelleke. Ze was maarte op 't oud hof van Stafke Boonaert tussen het oud en het nieuw kasteel, en omdat zij hier veel “verkeerde” hebben ze dat hier dan de “Nellekenskeer” genoemd, want zij heeft hier dan verbrand geweest ook aan een stake”.
Het liberale dagblad ‘Het Laatste Nieuws’ kon zich nogal ’s ergeren aan wat het aanzag als een bekrompen (katholieke) Vlaamse plattelandsmentaliteit. Door zijn voortvarendheid liet het zich echter soms in snelheid nemen, zoals inderdaad bij de Nokerse feeststoet van 1912. De wijze waarop de executie van Clara op straat was gebracht, was niet in goede aarde gevallen bij journalist J. De Bock: “Dat sommige lieden zich een zonderling denkbeeld vormen van de beteekenis, die het geheiligd woord ‘gerechtigheid’ in zich besluit, is nog dezer dagen gebleken. Te Nokere, bij Oudenaarde, had de inhaling plaats van den nieuwen burgemeester, heer De Witte, en ter dezer gelegenheid werd een zoogenaamde geschiedkundige stoet ingericht, die de straten der gemeente zou doorloopen. Naar het katholiek blad van Oudenaarde, De Scheldegalm, mededeelt, was de voornaamste praalwagen van dezen stoet degene, voorstellend de ‘Gerechtigheid’: ‘Men zag op den wagen de Gerechtigheid, verbeeld door moeder Themis, gezeten op een troon en vóór haar staande een oude vrouw vastgeklonken aan een schandpaal. Die voorstelling was de nabootsing der veroordeeling en terechtstelling van Clara De Vos, een oude vrouw, geboortig van Nokere, hebbend gewoond te Wortegem en te Oudenaarde, verdacht van tooverij en te Nokere in 1634 op den brandstapel ter dood gebracht.”.
Reporter De Bock maakt zich vervolgens druk over zijn op voorhand gevormde mening, als zou de praalwagen een verheerlijking zijn geweest van de Middeleeuwse heksenprocessen. Hij verliest zich in een tirade omwille van zoveel Nokerse dommigheid: “Zoodus, het ter dood brengen eener zoogezegde ‘toverheks’ wordt zelfs door ontwikkelde staatsburgers van den Zuid-Vlaamschen uithoek, die geschiedkundige stoeten inrichten, als de opperste belichaming van de aardsche gerechtigheid aanzien! Welke treurige mentaliteit bezielt dan toch deze tijdgenooten! Heeft hen de geschiedenis dan niets geleerd?! (…) In het twaalfde jaar van de XXe eeuw (=1912), de menschelijke gerechtigheid voorstellen onder vorm eener ongelukkige, slachtoffer van de vooroordeelen en het bijgeloof der middeleeuwen, getuigt waarlijk van eene opvatting der rechtskundige begrippen, die wel buitengewoon is! (…) Ten huidigen dage zou den meest fanatieken rechter voor dergelijke feiten den schouder ophalen, nochtans werden duizenden en duizenden mannen en vrouwen veroordeeld om ‘geëxecuteerd te worden metten viere, zoodat de dood naer volgt’ en daarna het lijk gehangen te worden ‘aan den stake patibulaire’. En de herinnering aan zulke misstanden, aan dergelijke vergrijpen der eeuwen van bekrompenheid, wordt ons heden (te Nokere) voorgesteld als de verheerlijking der heilige Gerechtigheid! En dan heet het somwijlen dat België aan de spits der beschaving staat in Europa! - J. De Bock.”
Het moet duidelijk zijn dat de journalist de Nokeraars niet meteen voorop zag lopen in zijn ‘spits der beschaving’. Maar vatte J. De Bock de geit juist bij de horens met zijn interpretatie van een event, waarop hij tenslotte niet eens aanwezig was geweest ? Richtte hij zijn belerende vinger met recht en rede naar de Nokeraars? Wellicht hadden die zonder enige bijbedoeling een voorval van vroeger op een ludieke wijze willen uitbeelden. Waarschijnlijk hadden ze daarbij fun en folklore, en niet zozeer historische fijngevoeligheid beoogd. Helaas, gortdroge pennenlikkers hebben daaraan doorgaans geen boodschap. De Bock 105 jaar geleden zeker niet.
Een eeuw later - op 18 maart 2012 - werd in de Nokerse dorpskom een standbeeldje onthuld rechts naast de ingangspoort tot de Sint-Ursmaruskerk, met op de bijhorende plaquette de volgende tekst: “Eind november 1634 werd Claere de Vos door het Nokerse leenhof veroordeeld tot de brandstapel en ‘gheexecuteerd metten vuere datter dood naervolght’. Dit beeld is een blijvend eerherstel voor de talloze ‘heksen’, die zowel in Vlaanderen als elders, onschuldig werden terechtgesteld”. Dit liet geen ruimte meer voor interpretatie; Nokere liet zich geen tweede keer betrappen op dubbelzinnige ironie. Bij de inhuldiging van het beeld was nu trouwens wel een reporter van ‘Het Laatste Nieuws’ aanwezig; ook het journaille had lering getrokken uit oude fouten ...
In het jaarboek 2017 van Hultheim weet u hierover beslist een uitgewerkte bijdrage te smaken van Herman Meirhaeghe: 'De vossenstreken van Clara. Kanttekeningen bij ‘de Heks van Nokere’ '.