In 1732 verwerft de adellijke familie Vander Meere het kasteel van Aaishove. Van vader op zoon zijn ze Orangisten, aanhangers van het Nederlandse Koninkrijk, dat van 1815 tot 1830 de plak zal zwaaien in onze contreien. Niet toevallig is de wapenspreuk op het fronton van het kasteel, aangebracht omstreeks 1735: "Je maintiendray", "Ik zal volhouden", wat ook het wapenschild van de Nederlandse troon siert. Karel Amatus Vander Meere (1766-1837), graaf van Kruishoutem en residerend te Aaishove, is een persoonlijke vriend van Willem I, de koning van het Hollands-Belgisch Koninkrijk tussen 1815 en 1830. Als in 1830 de opstand tegen de Hollanders uitbreekt, stuurt Karel bode na bode naar Brussel om te zien of zijn huis in de Nieuwstraat niet wordt geplunderd door patriotten.
Zijn huwelijk wordt gezegend met twee kinderen: August Lodewijk (1797-1880) en Eugénie Désirée. Zoonlief August is echter uit ander hout gesneden dan pa. Waar Karel een doordachte zakenman en een ernstige beheerder van zijn eigendommen is, zoekt August het eerder bij zware dranken en lichte vrouwen. In 1810 wordt hij als kind van adel door de Franse overheid opgevorderd voor een militaire opleiding in La Flèche (Pays de Loire - Frankrijk). Hij onderscheidt er zich door 'son intelligence, son travail et sa bonne conduite'. Deze voorbeeldige eigenschappen zullen later enigszins verbleken. Na de nederlaag van Napoleon bij Leipzig komt hij in 1813 terug naar België. Hij is op amper 16-jarige leeftijd dan al tweede luitenant. De Fransen trekken zich terug. België wordt aan Nederland toegevoegd. Een nieuw leger wordt gevormd. De militaire graden worden als broodjes uitgedeeld en August maakt razendsnel carrière: eerste luitenant, kapitein en adjudant van Kolonel Van Geen. In de Slag bij Waterloo (18 juni 1815) strijdt hij met de geallieerde legers onder aanvoering van Wellington tegen Napoleon. Zijn geboekstaafde bijdrage beperkt zich tot het melden van de overwinning in Brussel. Na een duel met Pruisische officieren wordt hij in 1817 bij wijze van disciplinaire sanctie naar Den Haag overgeplaatst. Zijn gedrag wordt alsmaar meer balorig en in 1823 wordt hij vriendelijk verzocht zijn ontslag te geven uit het leger. In 1825 vertrekt August naar de Nederlandse kolonie Suriname, waar hij enige maanden kan genieten van een zoet exotisch leven. Werken ligt hem iets minder, want nadat hij er in 1826 is aangesteld als ontvanger, zingt hij het niet lang uit. In 1829 neemt hij de boot naar België.
Tijdens de Belgische Revolutie van 1830 tegen de Nederlandse Koning Willem I wordt in Brussel een burgerwacht opgericht onder leiding van Emmanuel van der Linden d'Hoogvorst. We vinden er August terug als majoor. Eens Leopold I Koning der Belgen is geworden, gaat het hem voor de wind. Hij wordt benoemd tot generaal-majoor en tot militair gouverneur van Zuid-Brabant, vervolgens van Limburg en Luik. Als Luik hem wordt ontnomen, ziet hij dat als een degradatie en na een kille audiëntie bij de Koning ("Je lui ferai plaisir d'aller planter des choux", "Ik zal hem een plezier doen door bloemkolen te gaan telen"), trekt hij zich terug in Kasteel Aaishove. Of hij er inderdaad in de moestuin is gaan schoffelen, kan niet meer worden achterhaald. In 1834 komt hij weer even boven water als hij een Orangistische opstand helpt neerslaan. Nadat vader Karel in 1837 is overleden, komt het familiefortuin in zijn handen. Hij vertrekt spoorslags richting Parijs waar hij geniet van alle mogelijke ondeugden die de Franse hoofdstad hem kan bieden, het geld langs deuren en vensters naar buiten gooiend. Noodgedwongen verkoopt hij in 1839 het kasteel te Kruishoutem aan zijn zuster. Een jaar later komt hij berooid terug naar België. Niet wetend van welk hout pijlen te maken, trekt hij in bij zijn moeder in de Nieuwstraat te Brussel.
Misnoegd, gekrenkt en hongerig naar eerherstel, smeedt hij met baron Jacob van der Smissen, ook al een ex-generaal die uit de gratie is gevallen, in september 1841 (deze maand dus 170 jaar geleden) snode plannen tegen Leopold I. Ze willen hem kidnappen en Willem II op de troon helpen. Deze laatste is hier niet meteen vies van, maar trekt zich terug als hij voelt dat er in Nederland geen voldoende basis is voor een hereniging met België. Vander Meere en van der Smissen gaan desondanks door, zij het met minder financiële middelen én op een toch wel uiterst knullige wijze. Voor 1.800 frank kopen ze in Antwerpen twee kanonnen, die ze op de trein naar Brussel laden ("Niets te declareren, mijne heren?" "Neen, enkel twee kanonnen."). Na een hilarische rondzwerving doorheen de hoofdstad laten ze het oorlogstuig achter in de orkestbak van cabaret 'Tivoli'. Ze bestellen munitie, kopen bajonetten bij een handelaar in oud ijzer en rekruteren verbannen Poolse soldaten en een wachtmeester van het Belgisch leger. De Polen kiezen het hazenpad en de wachtmeester informeert zijn chef.
Op de vooravond van de kidnapping worden 28 mannen opgepakt. De twee hoofdverdachten worden gearresteerd bij de schilder Verwée. Het complot wordt door Koning Leopold I afgedaan als "une conspiration des paniers percés", "een samenzwering van doordraaiers". Onder deze benaming wordt de allereerste samenzwering tegen de Kroon - nota bene door een Kruishoutemnaar - een voetnoot in onze vaderlandse geschiedenis. De "coup d'état" die begon en eindigde als een vaudeville, wordt breed uitgesmeerd in de dagbladen. De Minister van Oorlog, generaal Buzen, wordt bij het complot betrokken - hij zou ten huize van der Smissen geholpen hebben bij het gieten van kogels! - en pleegt zelfmoord in zijn cel vóór het openen van de debatten.
Vander Meere en Van der Smissen krijgen de doodstraf, die wordt omgezet in levenslange opsluiting, ook dan al een relatief begrip. Van der Smissen ontsnapt in 1843 verdacht gemakkelijk uit de gevangenis door zich uit te geven voor zijn vrouw. Die komt hem bezoeken en blijft - teken van oprechte liefde - in zijn plaats achter in de cel. Hij overlijdt in 1856 als balling in Duitsland. Wellicht omdat Leopold I geen martelaars wil creëren, krijgt August Vander Meere op 23 februari 1843 gratie op voorwaarde dat hij emigreert. Onze avonturier kiest voor Brazilië, waar hij in Bahia een plantage begint. De heimwee begint echter vrij vlug te knagen, hij keert verschillende keren terug naar Europa. Pas na 37 jaar wordt zijn verbanning door Leopold II opgeheven. In België publiceert hij zijn mémoires, waarin hij zichzelf portretteert als een miskende patriot. Na een lang en avontuurlijk leven overlijdt hij op 4 juni 1880. Hij is 83 jaar. Met hem verdwijnt de laatste telg van de familie Vander Meere op het kasteel van Aaishove.