De Meimaand is de Mariamaand! Jaarlijks nog vertrekken vanuit diverse Kruishoutemse parochies vóór dag en dauw enkele tientallen bedevaarders te voet naar Edelareberg om er hun gebeden tot de O.L. Vrouw van Kerselare te richten en er een “dooske lekkies” te kopen. Achter deze bedevaart gaat een eeuwenoude traditie schuil. In 1441 plaatste de pastoor van Volkegem een houten beeldje van de 'Zoete Lieve Vrouw' aan zijn woning. Dat verhuisde na zijn dood in 1452 naar een kerselaar boven Edelareberg. In 1455 kwam er een eerste houten kapelletje dat evenwel vier jaar later afbrandde; het beeldje zelf werd gered. Op 3 mei 1460 werd een nieuwe kapel gewijd en iets meer dan een eeuw later, in 1570, werd daarnaast een groter gebedshuis gebouwd. In de volgende eeuwen met oorlogen, bezettingen en momenten van vrede, groeiden de bedevaarten. Talrijke mirakels werden genoteerd.
Op het einde van de 19de eeuw was Kerselare een ware trekpleister geworden voor ieder die, getekend door ziekte, kommer en kwel, de gratie van O.L.Vrouw kwam afsmeken. Arm en rijk, edelman en keuterboer, dagloner en thuiswever, soldaat en burger, man en vrouw, oud en jong, iedereen besteeg Edelareberg op zoek naar troost en genade. De menigten waren dermate omvangrijk geworden dat de Rijkswacht een oogje in het zeil moest houden. En dat kon wel ’s verkeerd aflopen … . Getuige daarvan het volgende verslag in het Kruishoutemse weekblad ‘De Veldbloem’ van 17 mei 1879, nu 130 jaren geleden: “Een zeer gewichtig feit heeft verleden zondag in den omtrek van Audenaarde plaats gehad. In eene naburige gemeente bevindt zich eene veel bezochte bedevaartplaats,de kapel van Keselaere. Elken avond omtrent vijf ure en vooral ’s zondags, is de weg van Keselaere letterlijk met volk opgekropt.Verleden zondag waren de bezoekers buitengewoon talrijk, en de burgemeester had den bijstand van twee gendarmen ingeroepen om de orde te handhaven. De gendarmen bemerkten een soldaat in tenue en verzochten hem zijn verlofpas te toonen. De soldaat weigerde en verklaarde dat hij in regel was, hetgene naar het schijnt door den veldwachter werd bevestigd. De gendarmen drongen aan en wilden den weerspannigen aanhouden. De gezellen van deze laatsten, inwoners van het dorp,trokken partij voor hem en trokken hem uit de handen der gendarmen. De menigte groeide alsdan natuurlijk aan, op de plaats waar de worsteling plaats had. Hetgeen verder gebeurde is nog niet juist gekend. Men weet alleen dat vier gendarmen hunne makkers ter hulp snelden, en dat zij met hun zessen op een gegeven ogenblik met hunne sabels in de menigte hakten en tweemaal hunne vuurwapens losten. De wederspannige soldaat werd aangehouden, doch er zijn ten minsten een twintigtal gekwetsten. Een gerechtelijk onderzoek is geopend”.
In de volgende edities van “De Veldbloem” konden we niet terugvinden of dit onderzoek resultaat opleverde, dan wel in de doofpot belandde. In elk geval was dit toch een ‘doortastend’ optreden vanwege de (letterlijk te nemen) sterke arm der wet, uitgerekend op een plaats van religieuze bezinning. De vraag stelt zich of uit de ogen van het Mariabeeld op Edelareberg die avond niet spontaan tranen zijn opgeweld bij het aanschouwen van zoveel zinloos geweld …
Zes jaren later, in 1885, werd het rustige Lozer op zijn beurt wakker geschud door de wonderbaarlijke genezing van de 24-jarige Stephanie De Clercq. In april 1878 hadden zich bij haar de eerste symptomen voorgedaan van een ongeneeslijke en uiterst pijnlijke ruggengraatziekte, die met de dag alleen maar verslechterde. Voorovergebogen en kromgetrokken kon Stephanie zich in 1885 nog amper bewegen : “Wanneer de zieke gaat, houdt zij de handen op de heupen, ten einde het gewicht van het lichaam te dragen. Wanneer zij gezeten is in haren zetel, is zij verplicht op de armen te leunen, om zich recht te houden. In het bed kan zij niet liggen, tenzij op den buik en zoo verlicht zij een weinig hare pijnen.” (Liber Memorialis Lozer).
Op 28 april 1885 vertrok ze ten einde raad op bedevaart: “Te Lourdes aangekomen, liet zij zich 3 maal nederdalen in het water der verschijningen zonder beternis in haren toestand. Die zaterdag 2den Mei voor de 4de maal uit het bad komende was zij genezen. Genezen ! Dit woord zegt alles. Woord van de EE Paters die de grot bedienden. “ (Liber Memorialis Lozer).
Op vrijdag 8 mei kwam een kerngezonde Stephanie De Clercq terug naar Lozer. De dokters die haar hadden onderzocht vóór haar vertrek, deden dit opnieuw en besloten dat hier sprake was van een “wonderbare genezing”. Amper twee dagen na haar terugkeer, op zondag 10 mei 1885, nam Stephanie deel aan de ommegang te Lozer: “Eindelijk de plechtige ommegang ter eere van O.L.V. van 7 Weën, waar honderde en honderde bedevaarders aan deel namen om de wonderbare genezene te zien die met eenen Rozenkrans van vijftien Mysterieën, bekleed als Kindeken, moedig als verrezen, frisch en kloek in de processie stapte.” (Liber Memorialis Lozer).
Deze processie, gekend als Lozer-Mei, dateerde al van 1863, maar na de genezing van Stephanie groeide ze in de schaduw van de O.L. Vrouw van Bijstandkerk (gebouwd in 1842-1844 op last van de familie della Faille d’Huysse) uit tot een populaire bedevaart. Op de tweede zondag bijvoorbeeld van Lozer-Mei 1958 werd het dorp overspoeld door maar liefst 2.400 gelovigen ! Tot in 2006 ging de ommegang langs de zeven kapelletjes (waarvan één op foto) op de begraafplaats bij de kerk door op de eerste twee zondagen van de meimaand. Sinds 2007 gebeurt dat enkel nog op de eerste zondag. Lozer-Mei spreekt nog telkens enkele honderden gelovigen aan en gaat gepaard met een dorpskermis, een feest in het Parochiaal Centrum della Faille, herbergbezoek en talrijke activiteiten van de kleuterschool en het verenigingsleven. Dit jaar maken we de 125ste Lozer-Mei mee sinds de mirakuleuze genezing van Stephanie De Clercq. Het is meteen ook de 147ste editie. Afspraak op zondag 3 mei om 14u30’ aan Lozer kerk!
Over terug naar Edelareberg. Zeven jaar na het mirakel van Lozer werd in 1892 O.L. Vrouw van Kerselare in een grootse plechtigheid gekroond. De kapel die in 1570 was opgetrokken, ging op 21 februari 1961 in de vlammen op. Binnen de vijf jaar was er een nieuw, betonnen exemplaar naar de plannen van de architecten Lampens en Lagasse. De bedevaarder kan er nu nog steeds op een vredige manier zijn geloof belijden, want sinds 1879 werden er geen sabels meer getrokken of schoten gelost … .