Het vorige najaar las ik tot mijn tenenkrullend genot het boek "Het treintje van de weemoed" van Rudolf Bakker. Deze ex-journalist van de Haagsche Post, woonachtig in Frankrijk, presteerde het om in 1999 op 70-jarige leeftijd te voet het 16 km lange traject van Tarascon naar Saint-Rémy de Provence langsheen een verdwenen spoorwegbedding af te leggen. Hij moest zich een weg banen doorheen brem, onkruid, rietvelden, over kippengaas, prikkeldraad, rotsen, langs privéterreinen, heuvels en dalen. De vraag rijst : waarom? Het antwoord is: Bakker had het zich in het hoofd gehaald om het spoor te volgen van Vincent Van Gogh, toen deze op woensdag 8 mei 1889 per boemeltrein van Tarascon naar Saint-Rémy was afgereisd om zich er te laten opnemen in een psychiatrische instelling.

Wat bezielt een gepensioneerde om zich te wagen aan een dergelijk huzarenstukje? Of is hij net als Van Gogh rijp voor de zielenknijper? Van waar deze onweerstaanbare drang om een treinreis van een kunstenaar - een puur fait-divers, niet eens een minuscule voetnoot in de kunstgeschiedenis - 110 jaren later lijfelijk te willen overdoen? Waarom gaat Rudolf Bakker à la recherche du temps perdu ?

Dezelfde vragen voor Kruishoutem: waarom struint Raoul De Bel in oktober 2009 rond in de bossen van Lozer op zoek naar de schamele restanten van een in 1930 opgericht jachtpaviljoentje? Waarom kruipt hij in 2005 met Patrick Devos boven op de gewelven van de St.-Eligiuskerk van Kruishoutem? Eén verkeerde stap en ze vallen beiden doorheen het broze stucwerk van het plafond om 25 m lager te pletter te slaan op de kerkvloer. Waarom wringt Lieven Kinds zich in december 1995 ook al met enig risico voor het eigen vege lijf tussen de klokken van de St.-Ursmaruskerktoren van Nokere op zoek naar inscripties uit vervlogen tijden? Waarom loopt Gerard Gevaert al acht jaar met stylo en zakboekje doorheen Kruishoutem om dialectwoorden te noteren? Waarom rijdt Johan Van Cauwenberghe in 2006 kris kras door onze gemeente om nog bestaande en zelfs verdwenen ovenburen te inventariseren? Waarom doorploegt Dr. Luc Goeminne stoffige archieven om te achterhalen in welk jaar een lokale plaatsnaam voor het eerst voorkwam?

In godsnaam, wie ligt daar nu wakker van? Waarom toch kunnen deze heren zich bij het nodige gerstenat in herberg 't Kloefke zo druk maken over een kruisbeeld dat wat overwoekerd is door onkruid, over een kapelletje dat er iets verwaarloosd bij staat, of over een paar stenen, die ooit een pannenbakkerij of een stal voor een paar koebeesten zijn geweest? Wat bezielt deze mensen? Het antwoord vinden we bij onze vriend Rudolf Bakker; tijdens zijn tocht van Tarascon naar Saint-Rémy de Provence botst hij op George, een gepensioneerde stationschef, die op eigen kosten het al lang gesloten station van Ségonnaux voor verder verval behoedt. George vertelt met trots hoe zijn stationnetje ooit werd opgetrokken op last van Keizer Napoleon III, die er in de buurt zijn minnares met de nodige regelmaat, in alle discretie en ter wederzijdse geneugte placht te frequenteren. Welnu, dergelijke, 'nutteloze' historische anekdootjes, ik smul ervan, ik kan er niet genoeg van krijgen. Ook Rudolf Bakker is begeesterd door 'cette petite histoire' en ontroerd door George's liefde voor het verleden: "Ik sluit George in mijn hart omdat, wat hem bezielt, de essentie is van wat ook mij bezighoudt: het willen weten over wat er niet meer is, het afnemen van onze pet voor hetgeen van mensen was en niet meer dan een vermoeden achterliet. Soms kunnen we het nog tot leven terugbrengen, met onze armen zwaaiend of louter met onze verbeelding. Zo niet, dan blijft de eerbied voor wat we nooit meer zullen zien of horen.".

Tijdens één van de voorstellingen van ons jaarboek leidde ik de sprekers in met de ietwat pedante gedachte dat een mens zijn verleden moet kennen met het oog op zijn toekomst. Achterliggend idee was dat iedereen lessen kan trekken uit vroegere fouten teneinde deze niet te herhalen. Want inderdaad, zelfs een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen. Als dat zo is, dan moeten we helaas constateren dat vele wereld- en andere leiders in zowat alle eeuwen van onze geschiedenis driedubbele steenezels zijn geweest. Maar misschien moeten we het helemaal niet zo ver zoeken. Misschien moet er niet noodzakelijkerwijze een les voor de toekomst zijn. Misschien blikken we gewoonweg graag terug naar ons verleden, zonder meer dan de gedachte dat het toch wel spijtig is dat een kapel is verdwenen (op Ayshovedries), dat een kruisbeeld is gevandaliseerd (aan de Warande- en Winkelstraat), dat een aardig stukje platteland een woonwijk is geworden (talrijke voorbeelden), dat een dorpscafé met feestzaal ('t Duifke - zie foto) plaats moest ruimen voor het zoveelste appartementencomplex (met godsamme de naam 'Hultheim' !). Kortom, dat het niet meer is zoals het vroeger was. Dat mensen geboren en monumenten gebouwd worden, evolueren, sterven, verdwijnen, komen en gaan.

duifke

Of zoals Rudolf Bakker het zo treffend stelt: "Ja, het raadsel om wat verdwenen is, zet me steeds weer op het spoor. Op het spoor van de momenten van geluk en droefenis die ons aller historie zijn. Het is een afwijking. Een melancholiek masochisme. Ik kan niet anders.". Welnu, Hultheim ook niet. Want Kruishoutem hééft zijn verhalen, hééft zijn histoires, hoe petites die ook mogen zijn. We zullen ze voor u blijven ontginnen. Gelukkig Nieuwjaar!