"Wat een tijden! Wat een zeden!". Het is niet alleen een befaamde uitspraak van de redenaar Marcus Tullius Cicero in de Romeinse Senaat anno 63 vóór Christus, het is ook een uitdrukking die de bestuursleden van de Heem- en Geschiedkundige kring Hultheim wel 's gebruiken bij het aanschouwen van de hedendaagse zeden. "Het zou in onzen tijd niet het geval zijn geweest", zo houden ze zichzelf dan voor. Met veranderingen omgaan, het is inderdaad niet makkelijk, het eist kennis van het verleden én flexibiliteit van de geest voor de toekomst. Juist door deze voortdurende frictie tussen traditie en 'change' wordt geschiedenis geschreven.
Ook in het Kruishoutemse week- en annoncenblad 'De Veldbloem' merken we hoe op het einde van de negentiende eeuw eindredacteur Jacob Blouw-Bogaerts (zie foto) moeite heeft met modernistische ideeën. België kent die jaren een liberale regering. In Kruishoutem zwaait ook net dan nen blauwen, Julien Vander Looven, de scepter in het gemeentehuis. Als vurig verdediger van het katholieke gedachtengoed ziet Jacob Blouw het opkomende liberalisme en socialisme met argusogen aan:"De dolzinnige stroom van het socialismus breidt zich meer en meer uit, zijne verderfelijke leerstelsels vinden meer en meer aanklevers. Naarmate de blinde landbesturen het godsdienstig gevoel tegenstreven, naarmate ook rijst de wassende stroom van het socialismus, en zoo de gouvernementen niet bij tijde de oogen openen en het heilgevoel des godsdienstes opbeuren, zal de maatschappij op hare grondzuilen erg geschokt worden." (04.01.1879).
Blouw lust liberalen rauw: "Buiten hun gazettengeloof hebben de liberalen nog een ander, te weten: hun geloof aan het geld. Geld, geld, dat is hedendaags de groote handel die de liberale winkel draaien doet. Wat politieke tuimelaars hebben wij al niet gezien alleenlijk voor het geld ! Is het geld de band niet waaraan het liberalismus zijne slaven geketend houdt en hen naar zijne pijpen doet dansen ? Ja, mannen met overtuiging heeft het Liberalismus niet, mannen met geld wel ! O ! die geldduivels ! ..." (23.05.1880). De burgemeester zal het graag gelezen hebben.
Ook op levensbeschouwelijk vlak propageert 'De Veldbloem' een conservatief wereldbeeld: ieder moet zijn plaats kennen, al te veel lezen en leren is niet goed voor de mentale gezondheid, de vrouw blijft best aan de haard en moet niet al te lichtzinnig doen, de man moet zorgen voor zijn gezin en herbergbezoek mijden, want niet alleen pinten en dreupels zijn er gevaarlijk:"Vroeger was de vader in zijn nederig huisje gelukkiger dan een koning op zijnen kroon. Zijne vrouw, zijne kinderen en zijn dagelijksch werk, dat alles was voor hem een heilige schat, omdat God, omdat de leering van onzen Zaligmaker nog in zijn hert leefde. Dan, op zekeren dag, heeft hij ievers in de eene of andere herberg een gazet of een vlugschrift horen lezen; hij is nieuwsgierig geworden naar uitleg, verlangend naar andere zulke schriftjes, gretig naar die bedriegelijke taal der verleiders. Allengskens is hij nader en nader opgeleerd geworden in de grondstelsels der Internationalisten, der Socialisten, der Vrijmetselaars of andere verderfelijke sekten, en sedertdien zijn liefde en genoegen, zaligheid en zegen, vreugde en geluk uit het huis verdwenen. Zo gaat het ook later met de kinderen. De zoon, vooraleer hij eenen slechten boek of een diergelijk gazet gelezen had putte in de leering der H. Kerk liefde en toegenegenheid voor zijne ouders; nu zijn alle goede gevoelens uit zijn hert verdwenen, het is nu ijdel en leeg en staat rekkewijd open voor alle ondeugden." (14.03.1880).
Is de man op drift onder invloed van atheïsten, dan is het met zijn ega niet veel beter gesteld. De vrouw is voor Blouw immers een schepsel dat zich laat leiden door frivoliteiten en modegrillen. Wat anders te denken van het volgende? "Vrouwenziekte. Een geneesheer merkt op, dat er in dezen tijd van het jaar meer vrouwelijke zieken zijn dan anders. Uit een langdurig onderzoek is gebleken, dat de oorzaak van minstens 60 op honderd dier vrouwenziekten aan koude en natte voeten moet geweten worden. Waterdichte schoenen komen bij vrouwen zelden voor; er wordt over 't algemeen veel meer geld en zorg besteed aan den hoofdtooi, dan aan de voetbekleeding. Ware het omgekeerd, dan zou menigeen minder met geneesheer en apotheker in aanraking komen." (07.04.1878). Minder naar de kapster of de modiste betekent meteen minder naar de dokter. En 't is goedkoper ! Dat de doorsnee man dat in 2011 nog niet doorheeft!
Volgens Blouw denkt men dan ook beter twee keer na vooraleer men in het huwelijksbootje stapt. Hij zet het voor ons gemak allemaal even op een rijtje: "Op tien vragen, zegt een Duitsch schrijver, moet een jongmensch die trouwen wil bevestigend kunnen antwoorden. Kan hij dat niet, dan moet hij het huwelijk liever laten. Die vragen zijn:
1° Hebt gij alleen den persoon van uw bruidje lief of ook hare inborst?
2° Hebt ge karakter genoeg om uwe overtuiging te handhaven, ook tegen de beden van eene vrouwe in, en aan den anderen kant om uwe vrouw te huis niet te laten boeten voor de onaangenaamheden, die ge buitenshuis hebt ondervonden ?
3° Kunt ge wachten op uw middagmaal?
4° Kunt ge werken onder kindergeschreeuw ?
5° Kunt ge eenen nacht waken zonder den volgende dag knorrig te zijn ?
6° Kunt ge voor goed afscheid nemen van uwe vrienden?
7° Zijt ge tevreden met het voorlaatste woord ?
8° Kunt ge in den wasch- en schuurtijd in uwe humeur blijven ?
9° Kunt ge tegenspraak verdragen wanneer ge weet, dat ge gelijk hebt?
10° Kunt ge een kind op de arm hebben en 't uithouden wanneer het begint te schreeuwen?
Wie dit alles kan, voor die is trouwen een kleinigheid." (05.01.1879).
Uw Heem- en Geschiedkundige Kring kan dit alleen maar beamen.