Als ik denk aan mijn schoolgaande jeugd, o heerlijke tijd was dat. Ah, het deed m’n verstand zoveel deugd, dat ik mij wou verzuipen in bad. Al die vriendelijke meesters, de zon op het plein, de leerlingen met bruine boekentas. Ach, hoe licht was mijn hart in die tijd. Hoezeer kon ik iedereen haten. Als ik denk aan m’n schoolgaande jeugd, dan schiet de weemoed mij in het hart’. Raymond van het Groenewoud - op Hemelvaartdag trouwens te gast in CC De Mastbloem - haalde het in 1975 meedogenloos door de mangel, dat fijne schoolgevoel van brooddoos en stofjas. De strafstudie en de vingerkneukels strelende lineaal van de leraar wiskunde; wie heeft er niet wakker van gelegen? ‘ ’t Moe zijn dat ge ‘t verdiende!’ hoor ik u zeggen. Kan zijn … de zeventiger jaren waren een overgangsperiode en het College waar de auteur van deze Kroniek vertoefde, hield vast aan principes van weleer. Tucht en orde en handjes boven de lakens in de chambrettes van de internen waren het devies voor een gezonde geest in een gezond lichaam. Maar … is dit altijd zo geweest ?

Laten we teruggaan in de tijd, naar het Kruishoutem van het Ancien Regime (1500-1800). Het waren eeuwen met grote mortaliteitscijfers. Onze voorouders wisten dat ze hoogstens de helft van hun kroost in leven konden houden. Hun voornaamste bekommernis was dat ze hen niet al te veel in de weg liepen. Kinderen ravotten in velden en bossen, liepen mee met vader en grote broer op de akkers, waakten al ’s bij het vee. Van school gaan was er vóór de leeftijd van 7 jaar geen sprake. Eens bij een onderwijzer, volgde snel de kennismaking met ’het oaverechtse van zijn hand’. Leerkrachten traden hardhandig op. Meppen uitdelen was een pedagogische must; het bevorderde de tucht en brak de wil van de leerlingen. Of zoals de Nederlandse schoolmeester Valcoogh in 1591 schreef: ‘De jongelingen met roeden straffende, hout in den toom, want alse men se van jonx castijt, soo worden se vroom.’

Schoolmeesters en spijbelaars

Het onderwijsniveau was trouwens bedroevend. Het enige doel was het godsdienstonderricht, waarvoor het ABC onontbeerlijk was. Daarvoor rekende men op pastoor of koster, die er overigens vaak geen zin in had. De dorpsbesturen deden ook al bitter weinig om de jeugd bij de les te houden. En de ouders zagen er helemaal niks in. Allemaal verloren tijd. Hun spruiten moesten meehelpen op het veld. Onderricht werd derhalve hoofdzakelijk ’s winters gegeven. Nog in de 19de eeuw liepen de kinderen hoogstens tijdens de zes herfst- en wintermaanden school. Vandaar dat de functie van onderwijzer veelal werd gecombineerd met de job van koster of organist.

Bisschop Antonius Triest bezocht tussen 1623 en 1654 stelselmatig de verschillende parochies van zijn Gentse bisdom en moest lijdzaam toezien hoe menselijke ondeugden en dorpsruzies niet enkel het christelijke leven dwarsboomden, maar ook degelijk onderwijs in de weg stonden. Wanneer hij om verantwoording vroeg, schoof de pastoor de schuld af op de dorpsleiding en omgekeerd.

Bij zijn bezoek aan Kruishoutem in 1625 noteert de Eminentie: De pastoor is attent en geliefd. Bij hem woont een jong knap meisje, en hoewel er over hun verhouding niets negatiefs te horen is, werd hij vriendelijk vermaand zich niet te laten verleiden. De onderpastoor is verslaafd aan de drank, aan wijn en tabak, waardoor hij dronken is, onbeschoft en in woord en daad onbetamelijk. De baljuw is een naarstige en geschikte man, maar hij lijkt wat te oud om te zorgen voor de uitvoering van de richtlijnen betreffende de kerkelijke feesten, het onderricht van de catechismus en de beteugeling van de kinderen. Hierover aangesproken, hebben hij en het gemeentebestuur beloofd meer ijver te vertonen’.

In 1630 is de toestand niet veel beter; de dorpsnotabelen zitten liever achter een pot bier dan in de kerk en hebben geen oog voor het godsdienstonderwijs: ‘De pastoor beklaagt zich erover dat feestelijkheden gekoesterd worden door de baljuw en schepenen. Daar ze herbergiers zijn en hij een bierbrouwer, hebben ze meer oog voor hun profijt dan voor de eerbetuiging tot God. De dorpsheer werd aangemaand daar in het vervolg op te letten. Deze personen verwaarlozen tevens de catechismusvorming van de jeugd. Ook daarover werd de dorpsheer vermaand’. De bisschop predikt in de woestijn, want in 1634 is er nog steeds geen medewerking van de Kruishoutemse overheid: ‘De pastoor geeft catechismusles op de zondag met de eerste mis en op de feestdagen met de hoogmis. Baljuw en magistraat moedigen de jeugd daartoe weinig aan en geven ook geen geschenkjes’. Als lokmiddel worden in diverse parochies aalmoezen uitgedeeld aan de armere, onderwijs volgende kinderen. Niet dus in Kruishoutem.

In 1637 neemt Triest geen blad meer voor de mond; de Kruishoutemse baljuw is een geus die de pastoor tegenwerkt: ‘Men hoopt op beters met de komst van de nieuwe pastoor, die een alerte en ijverige man is, vooral inzake onderricht van de jeugd in de catechismus. Zijn pogingen en die van de feodale heer worden echter tegengewerkt door de baljuw, die bijna de hele parochie beveelt en hier een herberg heeft, een schuilplaats voor gespuis’. En in 1640: ‘De baljuw laat volledig na tijdens de goddelijke diensten de drinkers uit de herbergen te weren, omdat hijzelf een bierbrouwer is. Hij is weinig catechismusgezind en de parochie draagt in niets bij om belangstelling daarvoor op te wekken’. In 1647 is de baljuw overleden, maar dan stelt zich een ander probleem: ‘De koster, tevens schoolmeester, drinkt veel’...

In 1650 kan bisschop Triest opgelucht adem halen: ‘De schoolmeester is soberder geworden’. Zijn lessen worden drukker bijgewoond. De eerlijkheid gebiedt te stellen dat financiële overwegingen meespelen: ‘Er is hier een grote inzet voor de catechismus; de armen die weigeren er hun kinderen naartoe te sturen, ontvangen geen aalmoezen meer’. In 1652 kan Triest zijn tristesse volledig achterwege laten: ‘De pastoor houdt zich intensief bezig met de catechismus, die hij op verschillende plaatsen aanleert’. Eind goed al goed, toch in Kruishoutem.

Info bij: CASTELAIN Rik, Kinderen en hun opvoeding in de kasselrij Oudenaarde tijdens het Ancien Regime (1500-1800), bij DEVOS Patrick, De Contrareformatie te velde: bisschop Antoon Triest visiteert Kruishoutem (1624-1652), Jaarboek 2011, en bij DHONDT Raf, Kroniek van een dorpsschool. 125 jaar vrije katholieke school Nokere.