‘Roepstenen’ of ‘puien’ (afgeleid van het Latijnse ‘podium’) zijn rechtshistorisch en folkloristisch erfgoed. Het zijn stenen blokken van waarop wetten, decreten, reglementen en andere belangrijke mededelingen luidkeels werden bekend gemaakt. De oudste, nu nog bewaarde stenen dateren van het begin van de 19de eeuw. Vaak niet meer dan een kleine verhoging, meestal een halfronde of veelhoekige arduin- of zandsteen. Niet zelden is het een overblijfsel van een grafmonument of van een schandpaal. De pui bij de Sint-Machutuskerk te Wannegem (zie foto 1), gelegen achter de rechter toegangspaal, is een vroegere grafzerk die wellicht in de plaats is gekomen van de vernielde steen die nog zichtbaar is op de hoek van het perkje ertegenover.

 roepstenen Wannegem             roepstenen Lede
     Foto 1 : roepstenen Wannegem                               Foto 2: roepstenen Lede                            

De roepstenen werden opgetrokken op plaatsen waar mensen te samen kwamen, in de onmiddellijke buurt van kerken en gemeentehuizen. Te Lede bevindt de kerksteen zich vlak vóór de linker hekkenpaal die toegang verleent tot de Sint-Dionysiuskerk. Het is een vierkante steen naast de trap, met links ervan een groter exemplaar van recentere datum (zie foto 2). Aan de Kruishoutemse Sint-Eligiuskerk, opgetrokken in 1850-1855, was waarschijnlijk geen pui verbonden. In elk geval is er geen te ontwaren op postkaarten anno begin twintigste eeuw. Veldwachter Leon Lowie (1894-1957) fungeerde volgens zijn 92-jarige dochter Leona tot in de dertiger jaren van de vorige eeuw als belleman op het bordes van het in 1875 opgetrokken gemeentehuis. Daar werden de gemeentelijke verordeningen ook aangeplakt rechts naast de ingangsdeur.

De mondelinge kennisgeving van wetten en verordeningen was in tijden van analfabetisme zowat de enige adequate methode om de bevolking te bereiken. Het afroepen van reglementen gaat eeuwen terug in de tijd. Het zat toen reeds in de genen van onze voorouders dat de bekendmaking van een rechtsregel noodzakelijk was voor de afdwingbaarheid ervan, een rechtsprincipe dat ze bij de oude Romeinen hadden gehaald. Zonder publiciteit kon en kan een publiekrechtelijk voorschrift niet worden opgelegd, laat staan gesanctioneerd.

Tot 1991 stond in de Gemeentewet dat “de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad of van het college van burgemeester en schepenen (…) door toedoen van het college (worden) bekendgemaakt door omroeping en aanplakking; in plattelandsgemeenten geschiedt de bekendmaking na de kerkdienst”. In het laatste decennium van de twintigste eeuw was het omroepen vanop pui of bordes na de mis echter reeds lang een anachronisme geworden. De geletterdheid van de plattelandsbevolking was met reuzensprongen erop vooruit gegaan. Communicatie kon zowel met klassieke middelen (week- en dagbladen), als met moderne media (radio en TV, vanaf 1996 internet). 

Maar nog tot vóór de Tweede Wereldoorlog bleef de omroeping na de kerkdienst in landelijke gemeenten het meest in zwang als aankondiging van plaatselijke reglementering. Het ging zelfs verder dan dat; de veldwachter die optrad als belleman, riep ook andere zaken van belang om: gerechtelijke en vrijwillige verkopingen, noodslachtingen, verpachtingen, kermissen, wieler- en paardenkoersen, kaart- en andere wedstrijden, verloren en gevonden voorwerpen, enz … Toen op vluchtersmaandag 24 augustus 1914 zowat gans Oost-Vlaanderen op de vlucht sloeg voor de binnen vallende Duitsers, vroeg te Wakken de latere Verdinaso-leider Joris Van Severen aan een Kruishoutemnaar waarom hij de benen had genomen. Het paniekerig antwoord luidde: “De champetter heeft het uitgebeld ! ”. Dat diens opvolger Leon Lowie van 1919 tot in de jaren dertig vanop het bordes van het gemeentehuis omriep, las u reeds hierboven. Deze aankondigingen waren niet aan formele vereisten onderhevig; iedere belleman had zo zijn eigen ‘truken van de foor’ om de aandacht van zijn publiek te trekken en te houden. In de praktijk ging hij  - met de ernst eigen aan zijn ambt en uniform - plechtstatig op zijn verhoog staan. Daarna rinkelde hij de bel. Hij wachtte tot het volk zich rondom hem had verzameld, waarna hij met ‘luider stemme’ overging tot de omroeping. De teksten van reglementen werden letterlijk afgelezen. Andere berichten werden dikwijls uit het geheugen gereciteerd of geïmproviseerd. Veelal werd de afkondiging besloten met de woorden: “Men zegge het voort !”. Dat de champetter nadien vaak een droge keel had, is meer dan een vermoeden. Hoewel de mededelingen uiteraard commentaren uitlokten, was de samenkomst bij de roepsteen geen debatclub, geen ‘speakers’ corner’. Als vertegenwoordiger van het plaatselijk gezag, stond de veldwachter op zijn pui letterlijk en figuurlijk boven de massa. Bovendien, aan gemeentelijke verordeningen kon niet worden getornd.

In sommige plattelandsgemeenten bleef de traditie van het omroepen nog tot in de vijftiger jaren van de vorige eeuw overeind. Zo herinnert Godelieve De Waele zich dat ze als kind de Nokerse champetter uitzonderlijk aan het toegangshekken van de Sint-Ursmaruskerk hoorde omroepen. Aan de voorgevel van de kerk zelf was er nochtans een roepsteen, ongelukkigerwijze in een hoek geprangd tussen hoofdportaal en doopkapel. Hultheims erevoorzitter Raoul De Bel weet te vertellen dat de Kruishoutemse veldwachter Lowie zich - zoals vele van zijn collega’s - niet beperkte tot het bordes van het gemeentehuis, maar ook de buitenwijken aandeed: “Later (na WO II) trok hij per fiets soms naar de wijken van de gemeente met een draagbare handsirene op een driepoot, meestal om melding te doen van één of andere noodslachting bij een landbouwer. Diepvriezers bestonden nog niet, dus moest het vlees vlug verhandeld worden”.

Verdrongen door kranten, radio, TV en internet is de maatschappelijke betekenis van kerksteen en belleman verdwenen tussen de plooien van de geschiedenis. Dat ‘verdwijnen’ moet men vaak zelfs letterlijk nemen. De zeshoekige steen (3,5 decimeter hoogte, 5 decimeter doorsnede) aan de Sint-Ursmaruskerk van Nokere werd verwijderd bij renovatiewerken in de tachtiger jaren. Een spijtig voorbeeld van het lot dat vele puien was beschoren na WO II. In onbruik geraakt, vielen ze ten prooi aan stijlpurisme, onwetendheid of pure desinteresse van restaurateurs, kerkfabrieken en gemeentebesturen. Nieuwe communicatiemiddelen maakten intussen hun opwachting. In 1991 werd omroeping geschrapt en bleef enkel aanplakking over als verplichte publicatievorm van gemeentelijke reglementen en verordeningen. Sinds 1 januari 2014 heeft bekendmaking op de gemeentelijke website op zijn beurt dan weer affichering in de kijkkast verwezen naar de vergeetmand. De roepsteen van weleer went on web. De pui is een ‘e-pui’ geworden. Zie: www.kruishoutem.be.