Werken aan de toekomst nu
Het straatbeeld van Kruishoutem ondergaat een grondige face lift. De site van de Patronage wordt vernieuwd met een aansluitende Melkerijstraat. Het Nieuw Plein en de Markt krijgen een new look.
Het Nieuw Plein was trouwens na zijn aanleg in 1958 als uitbreidingszone voor de eiermarkt na al die jaren ietwat een Oud Zeer geworden. Na grondige infrastructurele aanpassingen werd het op zaterdag 29 april 2017 ingehuldigd. Sindsdien groeit het weer naar zijn vroegere multifunctionele status van markt en parking, met meer potentieel als eigentijdse ontmoetingsplaats.
Nieuwe tijden vergen nieuwe oplossingen voor nieuwe noden. Openbare werken zijn een tijdelijk euvel met het oog op een betere toekomst. Infrastructuurwerken ten behoeve van de lokale gemeenschap zijn daarom terecht een blijvende zorg van onze gemeentelijke bestuurders. Dit is nu zo en dat was vroeger niet anders.
Arm Vlaanderen, arm Kruishoutem
Een treffend voorbeeld hiervan treffen we meer dan 170 jaren geleden aan in onze eigenste Eiergemeente. Halverwege de 19de eeuw was Vlaanderen een achtergesteld gebied. Werkloosheid, honger, drankzucht, ongeletterdheid, marginaliteit, hoge mortaliteitscijfers; het was het lot van het merendeel van de bevolking, ook in Kruishoutem. De opeenvolgende misoogsten waren één oorzaak van de crisis. Tyfusepidemieën deden de rest. De dodencijfers piekten fenomenaal. Een derde tot de helft van dezen die in leven bleven, was in de jaren 1840 veroordeeld tot bedelarij en armenzorg.
Een verslag van 170 jaar geleden: “Deezer dagen kwam men den eerw. Heer pastor van Cruyshautem verwittigen dat eenen armen uytgehongerden man op het punt was van te bezwyken. Den agtbaeren geestelyken snelt naer den zielbraekenden, en heeft nauwelyks den tyd om hem het H. Olyssel toe te dienen. Onmiddellyk na dit H. sakrament der stervende te hebben ontvangen, is den ellendigen aen de gevolgen van den honger omgekomen. Van daer moest den pastor zich by eenen anderen uytgehongerden begeeven, om hem ook den laetsten troost van den godsdienst toe te dienen; maer, vooraleer den geestelyken aen de hut van de ongelukkigen was, ontving hy reeds de tyding dat nog een slagtoffer van den aengroeyenden voorspoed van Belgiën, het getal der uytgehongerde was gaen vermeerderen. Terzelvder tyd bragt men het berigt aen dat eenen derden uytgehongerden kwam te bezwyken. Dergelyke hertscheurende tooneelen ontvangt men dagelyks uyt verscheyde streeken onzer Vlaenderen.” (Den denderbode, 23.05.1847).
Kruishoutem was een te mijden oord. Zelfs onze zielenhoeders waren niet veilig: “Op de tweede van deze maand is te Cruyshautem M. De Lombaerde, kapelaan van deze parochie sinds de maand september, slachtoffer geworden van de tyfus. Hij werd 39 jaar. De parochie van Cruyshautem heeft maar twee onderpastoors en op minder dan acht maanden zijn er drie overleden aan tyfus.” (vertaling uit: L’echo de Courtrai - 10.05.1848). De volgende dag reeds wist de pers te melden dat de Sint-Eligiusparochie een nieuwe priester kreeg. Eens te meer werd benadrukt dat de Eiergemeente een gevaarlijke plek was: “Een nieuw lid van het genootschap van Jezus is vanuit Gent vertrokken om de tyfuslijders te gaan verzorgen. Eén van de meest gevaarlijke posten werd toegewezen aan R.P. Van Der Linden, met name de gemeente Cruyshautem, waar binnen de tijdsspanne van nauwelijks acht maanden maar liefst drie onderpastoors door tyfus naar het graf werden verwezen.” (vertaling uit: La Patrie - 11.05.1848).
Werken aan de toekomst toen
Het was dus van een armlastig Kruishoutem, dat kreunde onder de gesel van armoe en ziekte, dat geneesheer Frans Jozef Theodoor van der Donckt (1795-1878) in 1848 burgemeester werd. Tijdens de tyfusepidemie had hij zich reeds verdienstelijk gemaakt door zijn onverschrokken bijstand van de plaatselijke bevolking. Hij bleef niet bij de pakken zitten. Onder zijn bestuur kwam er een brandweerkorps (1850), een nieuwe Sint-Eligiuskerk (1856), een nieuwe gemeenteschool (1875) en een nieuw gemeentehuis (1875). Kruishoutem-centrum was toen één grote bouwwerf, want zijn medestander - priester Petrus Jacobus Senesal (1793-1866) - had evenzeer een baksteen in de maag. Deze ijverde vanzelfsprekend mee voor de bouw van de nieuwe kerk, maar ook van het klooster, pensionaat en school van de Zusters van de H. Assisi in de Brugstraat (1839) en van het rustoord in de Ommegangstraat (1862-1864). Beide heren waren aldus verantwoordelijk voor de uitbouw van de levensnoodzakelijke infrastructuur voor beter onderwijs, betere mobiliteit en betere zorgverstrekking. Ze hielpen Kruishoutem uit een diep dal te kruipen. Sommige van hun realisaties staan nu nog letterlijk overeind en bewijzen nog steeds hun nut: het Sint-Petrus rustoord in de Ommegangstraat, het gemeentehuis en de Sint-Eligiuskerk in het centrum.
Hun sociaal bewogen ijver ontsnapte in 1853 niet aan de aandacht van de toenmalige pers: “Te midden van de activiteiten die zich overal ten lande ontplooien, wil de gemeente Cruyshautem niet achterwege blijven. Aanzienlijke werkzaamheden van groot openbaar nut zijn voorzien voor volgende zomer. Eerst en vooral zal deze gemeente de oprichting zien van een nieuwe kerk, die al jaren hevig werd gewenst. De aanbesteding ervan zal doorgaan aanstaande donderdag 7 april om 09u00 ’s morgens. Het ramend bestek komt neer op 100.538,86 fr. Vervolgens zal op maandag 11 april om 14u00 de heraanbesteding plaatsvinden van de weg van Cruyshautem naar Waereghem. De lengte ervan bedraagt 4.035 meters en het ramend bestek bedraagt 54.891,67 fr. Deze nieuwe verbindingsweg tussen de valleien van de Schelde en de Leie zal de handel en de landbouw ten goede komen. Cruyshautem wil tevens beantwoorden aan de verzuchtingen van de Regering en onderneemt ook grote saneringswerken in de wijken die bewoond worden door de behoeftige klasse. Deze werkzaamheden waarvan de noodzaak wordt erkend door de bevolking, gaan snel vooruit en getuigen van de goede wil van de bestuurders voor de werkende klasse. De constructie van 20 nieuwe waterleidingsnetten, waarvan het nut nog minder aan te vechten valt, getuigt al evenzeer van de gepaste aandacht van de lokale bestuurders voor hun onderhorigen. Deze werken, alsook de aanleg van een nieuwe verharde weg ten behoeve van de landbouw, zullen meer dan 4.000 fr. kosten en zullen werk verschaffen en brood op tafel brengen bij honderden arbeiders.” (vertaling uit: L’echo de Courtrai - 03.04.1853).