Ooorlog 1918

De 26-jarige Corporal Edwin Tippett van the 112th Military Police stapt op op dinsdag 22 oktober 1918 van de trein in Sint-Jan bij Ieper. Als MP van de 37ste U.S. Division komt hij vanuit Frankrijk om de Duitse vijand uit Vlaanderen te helpen verdrijven. Hij wordt in de Westhoek meteen met zijn neus op de feiten gedrukt: “Nooit eerder aanschouwde ik dergelijke troosteloze taferelen. Stel je een vlak land voor, vlak en drassig. De weinige bomen zijn afgeknapt tot aan hun wortels, of indien ze aan dat lot zijn ontsnapt, zijn ze door de holocaust van al hun takken ontdaan. Overal kraters en granaatputten die elkaar rand tegen rand aanraken en opvolgen. Ze zijn gevuld met slijmerig, schuimend groen water of met galachtig bruine kwelm. Oorlogsmateriaal ligt overal verspreid. In elkaar gestuikte loopgraven lopen tussen de kraters door. Her en der fragmenten prikkeldraad. Ik zag twaalf grote tanks binnen drie of vier mijlen, kapot, op hun kant. Ik zag de geraamtes van Britse soldaten, herkenbaar aan hun uniformen. Een brave kerel was zijn hoofd kwijt, een andere een been. Deze taferelen werden extra geaccentueerd door de zompige modder, die zich uitstrekte voor ons, achter ons, overal om ons heen, met die aanblik van oneindigheid, eigen aan vlakke landschappen”.

In het zog van de infanterie trekt de korporaal mee richting oosten in achtervolging op de terugtrekkende Duitsers. De headquarters van the 37ste U.S. Div. worden op 22 oktober ondergebracht te Hooglede, vanaf 26 oktober te Dentergem. Sinds ze in Vlaanderen zijn toegekomen, hebben de Yankees niets anders gekend dan een gestage, miezerige regenval. Slijk en modder liggen als een slappe deeg over de kapot geschoten en stuk gereden wegen.

Op 31 oktober wordt vanuit Olsene de aanval ingezet op Kruishoutem. De Duitsers bieden hevig weerstand, maar in de ochtend van Allerheiligen trekken de eerste Amerikaanse bevrijders door de Eiergemeente richting Schelde. Corporal Edwin volgt iets later. Op de middag komt hij over de Leie te Olsene en steekt door naar de voet van de Vlaamse Ardennen: “We arriveerden in Cruyshautem om 16u00 en installeerden het hoofdkwartier van onze compagnie in het gemeentehuis. Maar de Mof roerde zich opnieuw en een paar van zijn bommen kwamen aardig in onze buurt terecht. Dan begon een Duitse batterij het stadje te bestoken. Een voltreffer kwam terecht in een huis juist naast de binnenplaats achter het gemeentehuis, waar we net aan het eten waren. Overal neerdwarrelend stof. En wij in verwarring. De meeste granaten bleken echter blindgangers te zijn. De Duitse schutters gebruikten kennelijk de grote kerk aan de overkant van de straat als referentiepunt, want de granaten suisden beurtelings langs de ene, dan langs de andere zijde van de torenspits ... Kameraden vonden intussen in het gemeentehuis een heleboel gemeentelijke betaalbiljetten, uitgegeven onder de Duitse bezetting. Ze waren maar voor de helft gemarkeerd, sommige van onze jongens gingen erop uit en kochten ermee meteen alle cognac op in een plaatselijk café. Dit werd ontdekt en ze werden verplicht alles terug te geven … We kwamen hier toe twaalf uren nadat de vijand was vertrokken. De eerste Amerikanen die de burgers hier hadden gezien, was onze infanterie om 07u00 deze morgen. Dit was het objectief van onze Divisie, wat we dus ruimschoots hadden gehaald.”

MP Tippett zoekt die avond een bed voor de nacht. Ver moet hij niet zoeken. In het avondduister ziet hij aan de overkant van de markt naast de kerk licht branden in afstamming ’t Kloefken: “Dokter Bob Streeper en ik gingen ’s avonds op zoektocht naar een onderkomen en we belandden in een mooie kamer met bed, waarin we konden ‘schlaapen’. Ik schrijf dit bij kaarslicht met afgedekte ramen. De vijand heeft geen projectielen meer afgevuurd, maar onze kanonnen doen van tijd tot tijd het huis daveren.”. De MP blaast zijn kaars uit en vlijt zich neer in zijn knusse bed. Het kanonnengedruis aan de Schelde vervaagt op de achtergrond tot een gebrom, tot een geruis. Weldra slaapt hij de slaap der onschuldigen.

De volgende dag bouwen de 112th Reg. Engineers drie bruggen over de Schelde en geraakt het 148ste Inf. Reg. van de 37ste U.S. Div. aan de overzijde van de rivier. Ook de 41ste Franse I.D. weet die dag ten zuiden van Oudenaarde (Melden) een doorbraak naar de andere oever te realiseren. MP Edwin laat het intussen niet aan zijn hart komen; na een deugddoende nachtrust is hij op Allerzielenmorgen wakker geworden in ’t Kloefken: “Heb goed geslapen, met enkel wat hoorbaar geschut op de achtergrond. Onze gastvrouw nodigde ons uit voor de koffie in haar kraaknette keuken. Uiteraard gingen we hierop graag in. We zonden haar erop uit om vier eieren te gaan kopen, die elk 1 frank kosten. Met vier koppen koffie, veel echte melk, twee klontjes suiker per kop en veel Belgisch brood en boter waren we direct in de juiste spirit”.

Op de allerlaatste dag van de oorlog treffen we Corporal Tippett aan op:“Crossroads between Auwegem and Syngem, 11/11/1918, 11u20’ a.m. Thank God! It is finished. De afschuwelijke slachting is voorbij. Dit is te onwezenlijk om te vatten. Het grenst op dit eigenste moment aan het ongelofelijke. 11u00 is gekomen en gegaan en er kan geen enkel geschut meer gehoord worden. De voorbije nacht - voor ik me te rusten begaf - stond ik op mijn post aan dit kruispunt. Een enkele witte vonk verlichtte de horizon aan de overzijde van de rivier (de Schelde). Links van ons stond de lucht roodgloeiend in lichterlaaie door een groot vuur - een Duits munitiestort werd vernietigd - tegen dewelke de tragische silhouetten van fletse, naakte bomen schril afstaken. God zij dank is de afschuwelijke vuurgloed gedoofd en kan de wereld een nieuwe beschaving op zijn ruïnes opbouwen.”.