Klokslag middernacht van 31 december 2018 op 1 januari 2019 vertrekt Kruisem uit de spreekwoordelijke startblokken als de fusie van de gemeenten en dorpskernen Kruishoutem, Marolle, Lozer, Wannegem, Lede, Nokere, Ouwegem, Huise en Zingem. De nieuwbakken bestuurlijke entiteit heeft in Vlaanderen alvast de primeur dat zijn naam niet gebaseerd is op een plaatselijk, heemkundig toponiem, maar ontsproten is aan het creatieve brein van een auteur. Het was Marc de Bel die in 1987 met de naam op de proppen kwam in zijn jeugdroman ’Het ei van oom Trotter’. "Ik had een dorp nodig en ik koos voor Kruishoutem, het dorp waar ik woonde en lesgaf, en Huise in Zingem, het dorp waar ik voetbalde. Ik heb die twee namen toen ineen gepuzzeld. Daarbij mixte ik verschillende locaties van de beide dorpen tot dit fictieve dorp", aldus de gekende jeugdschrijver.

Door de fusie verdwijnen uiteraard niet de actuele benamingen van de diverse lokaliteiten. Reden waarom we de herkomst van de (Kruishoutemse) dorpsnamen nog even voor het daglicht brengen.

Hultheim - Sancte Crucis Houthem - Cruce-houtem - Cruyshautem - Kruishoutem

‘Kruishoutem’ is de samenvoeging van ‘Kruis’ met ‘Houtem’ of ‘Hultheim’. Etymologisch is deze plaatsnaam afkomstig van het Germaanse ‘hulta’ (= bos) en ‘haima’ (= woning). Het betekent dus ‘woning of woonkern nabij een bos’. Een eerste vermelding ervan als ‘villa dominica hutheim’ is terug te vinden in een charter van Karel de Kale van 847 ter aanduiding van een niet gelokaliseerd domein dat deel uitmaakte van de eigendommen van de Sint-Amandsabdij van Elnone (Noord-Frankrijk). In een brief van 1019 aan de gravin van Vlaanderen somt de abt van de Gentse Sint-Baafsabdij de landbouwbedrijven ‘in uilla holthem’ op die door graaf Arnulf I waren ontvreemd en later gerestitueerd. Naar alle waarschijnlijkheid had de naam ‘Hultheim’ betrekking op de archeologische site ‘Kapellekouter’ langs de huidige Anzegemsesteenweg en Galgestraat, waar vondsten werden gedaan uit het laat-neolithicum, gaande over de Gallo-Romeinse periode, tot later. De opgravingen van een middeleeuwse necropool met meer dan 200 graven (daterend van het begin van de kerstening in de 7de tot de 14de-15de eeuw) wijzen op het belang van deze site als oudste kern van het middeleeuwse Hultheim. Later verhuisden de bewoners ervan noordwaarts naar het dal waar het huidige centrum van de Eiergemeente is gelegen.

Relikwie heilig kruis

Wellicht na de Tweede Kruistocht (1145-1149) kwam in Hultheim een relikwie van het Heilige Kruis terecht. Dit religieus curiosum bestaat uit twee splintertjes hout (zie foto), elk kleiner dan een tandenstoker, die zouden afkomstig zijn van het kruis waaraan Jezus Christus is gestorven. Hoe deze houtsplinters ongeveer 1.120 jaren na diens overlijden hun weg vanuit Palestina uitgerekend naar Hultheim konden vinden, blijft een Mysterie.

Medische zorg was toen onbestaande. Armen, gebrekkigen, zieken en stervenden richtten hun blik naar de Hemel op zoek naar genezing. Daarop speelde de clerus in door de verering van religieuze objecten aan te moedigen. Iedere dorpskerk had minstens een paar relieken van één of andere heilige. Een stukje van het Heilige Kruis - ook al waren het maar enige splintertjes - stond goed in eender welke collectie van religieuze memorabilia en zal op de Kruishoutemse voorvaderen beslist indruk hebben gemaakt. De veronderstelling leeft dat de dorpsnaam ‘Hultheim’ of ‘Houtem’ juist door de verering van het befaamde reliek vanaf 1150 geleidelijk aan geëvolueerd is naar ‘Sancte Crucis Houthemof ‘Cruce-houtem’.

Crysanthen

Op 1 november 1918 verjaagde de 37ste US Division de Duitsers uit Kruishoutem. Opvallend bij het doornemen van de Amerikaanse oorlogsverslaggeving van toen is de verkeerde schrijfwijze van de gemeentenaam. Dit was deels te verklaren door de noodzaak om codenamen te gebruiken, deels had het te maken met de onkunde om Vlaamse plaatsnamen correct te spellen. ‘Cruyshautem’ werd op die wijze ‘Chrysanthenum’ en in de dagboeken van een Amerikaanse soldaat vinden we zelfs ‘Crysanthen’ terug. Het feit dat de Amerikanen Kruishoutem uitgerekend op Allerheiligen 1918 hebben bevrijd, leidt tot een toevallige, maar haast poëtische symboliek.

Marolle

De oudste attestatie dateert hier van 1724, wanneer op de geografische kaart De Fer een ‘Marolle Cabaret’ wordt vermeld. Ook op latere militaire kaarten (Frickx van 1745 en Beaurain van 1774) komt eenzelfde vermelding voor. Het is dus niet de benaming van een gehucht, maar van een herberg, die later zijn naam heeft gegeven aan de omliggende woonkern, die trouwens pas echt tot bloei kwam nadat de Paters passionisten er waren neergestreken in 1925. ‘Une marolle’ aldus het Frans Etymologisch woordenboek van Walter van Wartburg (1888-1971) is ‘een meisje van lichte zeden, dat geen maagd meer is’. Dit leidde Dr. Luc Goeminne tot de gewaagde hypothese dat alles hier ”wijst in de richting van een oude gezellige taverne waar een jonge uitbaatster tot taak had de vermoeide voorbijtrekkende soldaten tot volledige ontspanning te brengen.”.

Lozer

Hier tasten we in het duister. Een eerste vermelding van de locatie dateert van omstreeks 1185 als ‘Losere’, wat volgens de website Onroerend Erfgoed een prehistorische waternaam zou kunnen zijn.

Wannegem-Lede

De voorheen afzonderlijke gemeenten werden in 1810 samengevoegd tot Wannegem-Lede. ‘Wannegem’ komt in 1186 voor het eerst voor als ‘Wenehem’, een afgeleide van het Germaanse ‘Wano-ingha-heim’, wat betekent: ‘de woonplaats van de stam van Wano’. De oudste attestatie van ‘Lede’ gaat terug tot 1038 in het Liber Traditionum van de Sint-Pietersabdij van Gent, als ‘Letha’. Dit zou afkomstig zijn van het Germaanse ‘hlipa’, wat ‘helling’ betekent.

Nokere

De oudste verwijzing situeert zich voor Nokere in het tweede kwart van de 12de eeuw. In het aktenregister van de abdij van Ename wordt tussen 1124 en 1338 een zekere Fastradus de Nokera vermeld. Volgens etymoloog Albert Carnoy (1878-1961) zou de naam ‘Nokere’ afgeleid zijn van het Latijnse ‘nucarius’, wat ‘notelaar’ of ‘noot’ betekent. De website Inventaris Onroerend Erfgoed zoekt het ook hier aan de waterkant en stelt dat het een prehistorische waternaam zou kunnen zijn die later als Latijns ‘nucarium’ of ‘plaats waar okkernoten groeien’ opgevat werd. Volgens anderen dan weer is de herkomst van het toponiem echter vrij ondoorzichtig, waardoor een verband met een notelaar verre van zeker is.