Geen onterechte vraag ! Het zou wel ’s kunnen dat Kruishoutems ereburger Cyriel De Baere als taalkundige mee de toon zette en de articulatie aanscherpte, toen de Belgische chansonnier en zelf verklaarde Vlaming Jacques Brel de regels “Wanneer de zuidenwind er schatert door het graan. Wanneer de zuidenwind er jubelt langs de baan. Dan juicht mijn land, mijn vlakke landop vinyl inzong.

Cyriel was de oudste van een kroostrijke onderwijzersfamilie. Hij werd geboren op 9 april 1884 - deze maand 130 jaar geleden - te Baasrode, waar zijn vader Gustaaf ‘meester’ was. In september 1886 verhuisde die met echtgenote Pauline De Strijker en hun twee kinderen Cyriel en Urbain naar Kruishoutem. Hij kreeg er een betrekking als schoolhoofd op de Marolle. Pauline werd onderwijzeres in het centrum. Nog zeven zonen en vier dochters zagen hier het levenslicht ! Bijna allen zouden ze in het onderwijs terecht komen. Zo ook Cyriel. De lagere school volgde hij bij pa. Voor zijn middelbare studies trok hij naar Oudenaarde. In 1906 werd hij doctor in de Germaanse Filologie aan de Universiteit van Leuven. Na de zomervakantie van dat jaar verliet hij Kruishoutem voor het Gemeentecollege te Nijvel waar hij zijn echtgenote Rosa Froment leerde kennen. Van 1908 tot 1933 was hij leraar Nederlands aan de Koninklijke Athenea te Hasselt - waar zijn zoon Jacques in 1912 werd geboren - te Elsene en te Brussel.

Cyriel-De-Baere-1884-1961

Cyriel ontpopte zich vrij vlug tot een ijveraar voor de Vlaamse cultuur met een belangstelling voor literatuur, taal en volkskunde. Na zijn verhuis naar Elsene was hij vanaf 1914 betrokken bij  de organisatie van lezingen en spreekbeurten in de hoofdstad en in de Brusselse rand. Hij was directeur van de Leergang voor Bibliothecarissen, mede-inrichter van cursussen in heemkunde, paleografie, verpleegkunde en presideerde in 1947-1949 een reeks uitgelezen voordrachtcycli in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten ‘voor een ruim en ontwikkeld publiek’.

Eén van zijn eerste pennenvruchten was aan rederijkerswerk gewijd: ‘De geschiedenis der Hasseltsche Rederijkerskamer De Roode Roos’, uitgegeven in 1912. Op 4 december 1918 verscheen de allereerste editie van het dagblad ‘De Standaard’ met op de voorpagina een ‘Adres van de Brusselse Vlamingen aan de Regering’, een oproep voor een gelijke berechtiging van de Vlaamse taal in het naoorlogse België. Naast August Vermeylen, Karel Van De Woestijne en Herman Teirlinck was Cyriel De Baere één van de 27 ondertekenaars van de petitie.

Zijn interesse voor heemkunde en folklore vond een uitlaatklep in twee boeken over ommegangreuzen, in 1930 en in 1941 (‘Onze Vlaamsche Reuskens’). Ze waren het logische gevolg van jarenlange voordrachten over dit onderwerp voor het Davids- en Willemsfonds. Het was trouwens bij Cyriel dat Kruishoutems gemeentesecretaris René D’Huyvetter - gehuwd met de dochter van diens broer Urbain - de mosterd haalde, toen hij in 1952 de Kruishoutemse reuzenfamilie oprichtte. Naar aanleiding daarvan schreef De Baere de tekst van ‘Het Reuzenlied’ (zie: http://www.kruishoutems-reuzengild.be/reuzenlied.html). Op 2 april 1956 kreeg hij het ereburgerschap van de Eiergemeente.

Naast ommegangreuzen had Cyriel nog een andere, ietwat bizarre fascinatie voor vloeken en krachttermen, of zoals hij het zelf noemde: ‘schimpighe woorden en uitdrukkingen’. Zijn belangrijkste taalkundige uitgave kreeg in 1940 de titel mee ‘Krachtpatsers in de Nederlandsche Volkstaal. Een verzameling oudere en jongere bastaardsvloeken’. Hiermee deed hij een diepdonkere duik in de Vlaamse volkstaal, waarbij hij erkende: “We geven het toe dat deze niet van haar schoonste en keurigste zijde werd belicht ‘”. Het erudiete werk is een gortdroge pil. Hopelijk ging Cyriel iets meer uit de bol als hij over het onderwerp her en der te lande voordrachten gaf. 

Pionierswerk leverde hij zonder meer binnen zijn vakgebied. Generaties leerden van hem de beginselen van de Nederlandse taal, in het Brusselse ook toen al geen evidentie. Voor de leerkrachten publiceerde hij in 1923 de ‘Beknopte Nederlandsche Spraakkunst ten dienste van het middelbaar en het normaal onderwijs in Belgische scholen’, dat maar liefst twintig herdrukken kende. Een jaar later volgde zijn ‘Beknopte Nederlandsche Spraakkunst voor Waalsche scholen’. Door zijn spraakkunstboeken en bloemlezingen van Nederlandstalige auteurs bevorderde hij in België het onderricht van de Nederlandse taal. In 1932 werd hij inspecteur, belast met het toezicht in Vlaanderen op de toepassing van de Nederlandse taalwetgeving in het middelbaar onderwijs. Hij oefende deze functie uit tot 1952; hij was toen 68 jaar geworden. Tevens was hij de eerste filoloog die taalzuiverende stukjes publiceerde. Ze verschenen onder de titel ‘In de dwaaltuin van de taaltuin’ in De Spectator tussen 1945 en 1950. In 1948 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Hij nam daarvan het secretariaat waar van 1955 tot 1960.

Zoon Jacques werkte sinds 1937 als ingenieur bij Produits Chimiques de Tessenderlo. Op 14 april 1961 verhuisde Cyriel met zijn echtgenote naar deze gemeente. Lijdend aan de ziekte van Parkinson liet hij zich er opnemen in het verzorgingsinstituut van de Zusters van Liefde. Diezelfde periode waarde ene Jacques Raymond Georges Brel rond in de plaatselijke kroegen op zoek naar vertier en vergetelheid. In 1958 in de plan gelaten door zijn vrouw Mich en een jaar later met ‘Ne me quite pas’ tot de galerij der groten toegetreden. Brel voelde zich Vlaming, maar sprak Frans. Zijn vijfde LP was net verschenen met daarop voor het eerst Nederlandstalige chansons, ‘Marieke’ en ‘Laat me niet alleen’. Deze waren geen onverdeeld succes en Brel besloot spraaklessen te nemen. In Tessenderlo zijn er nu nog die beweren dat Cyriel De Baere hem toen de nodige taalkneepjes bijbracht. In 1962 kwam Brels zesde LP ‘Les Bourgeois’ uit met daarop ‘Mijn vlakke land’. Zijn uitspraak was beter, de kritiek milder. Cyriel De Baere was dan al overleden, op 14 oktober 1961, in het ziekenhuis van Beringen-Mijn. In 1977, een jaar voor hij zelf zou sterven, bracht Brel zijn laatste album uit met daarop ‘les F’, een scherpe aanval op de Vlaamse Beweging. Wellicht heeft Cyriel zich toen nog ‘s omgedraaid in zijn graf.

 

Zie ook: