Deze maand 24 jaar geleden, op donderdag 6 juni 1985 omstreeks 18.00 u. 's avonds openden de hemelsluizen zich boven Kruishoutem-Oudenaarde. Een gitzwarte wolkbreuk met hagelbuien, immense stortvlagen, windstoten en dondergeraas ontlaadde zich boven onze streek. Wannegem-Lede, Moregem, Ooike, Huise, Mullem en Ouwegem werden het zwaarst getroffen. In een mum van tijd werden dorpen, akkers en weiden herschapen in een ware inferno van wassend water, modder en slijk. Grachten en beken konden de zondvloed niet slikken, traden buiten hun oevers en werden kolkende wervelstromen. Koeien werden tot kilometers verder meegesleurd. Gewassen werden van de velden weggespoeld met miljoenen Belgische franken schade als gevolg voor de plaatselijke landbouwgemeenschap.

De brandweerkorpsen van Kruishoutem, Oudenaarde en Gavere, bijgestaan door de Civiele Bescherming van Liedekerke, evacueerden met bootjes de dorpelingen uit hun huizen. "Bij hen waren een tiental bejaarden, maar ook Maurice Thomas, 65 jaar die in de Leedsestraat te Wannegem door het water werd meegesleurd, tot hij zich kon vastklampen aan een elektriciteitspaal. De stroming was er zo sterk dat het de brandweer de grootste moeite kostte om de man na vele spannende minuten te redden." (Het Nieuwsblad van 8-9 juni 1985).

Huizen liepen onder water, meubilair en huisraad werden vernield. In dagblad 'Het Volk' van 8-9 juni 1985 de volgende getuigenverslagen: "De gezusters Van Den Pontseele die naast Lede-kerk wonen stonden er verslagen bij. De tuin overspoeld met modder, de grond naast hun huis met diepe voren uitgespoeld en in huis ook nog een laagje modder. Landbouwer Julien Van Caester in de Ledepontweg te Wannegem-Lede toonde ons zijn geteisterd bedrijf. Zijn stieren stonden tot aan hun kop in het water; een jong kalf verdronk in een kleine naastliggende stal. De beerput liep over en mengde zich samen met de stookolie uit de overlopende tank over het hele erf. Enkele broeken die op de wasdraad hingen en tot aan de helft in het water hadden gezwabberd, toonden hoe hoog de vloed wel gestegen was.". De Ouwegemse apotheker De Cock had die avond een lege emmer buiten gezet. 's Anderdaags stond er 22 cm water in ...

Het was niet de eerste keer dat de inwoners van onze Eigemeente tot kniehoogte of hoger in het water kwamen te staan. Uitgerekend in diezelfde maand juni, maar 408 jaren voordien, had het ook al fel gedonderd en geknetterd boven Cruuyshoutem. Onze middeleeuwse voorouders gingen toen evenwel anders om met dergelijke natuurverschijnselen. Rampenplannen en dito fondsen, dat kenden ze allemaal nog niet in 1577. Onze voorvaderen waren in de tweede helft van de zestiende eeuw - als we het met een hedendaagse bril bekijken - onwetend, godvrezend, bijgelovig en benauwd van hun eigen schaduw.

 

storm kruishoutem

                                                   tekening door Raoul De Bel

 

De tijden waren daar niet vreemd aan. Het merendeel van de plattelandsbevolking moest toen leven van de hoogst onzekere opbrengst van landbouw (vooral graan) op perceeltjes van minder dan een halve hectare. Een misoogst stond gelijk met de bedelstaf. Sinds 1566 was vanuit Steenvoorde bovendien de Beeldenstorm overgewaaid, waarna de Kasselrij Oudenaarde meermaals per jaar van over de Leie werd overrompeld door plunderende bendes gereformeerden. Deze sloegen onze dorpen niet over; Nokere en Kruishoutem werden diverse keren gebrandschat. De bevolking sloeg op de vlucht, vele Kruishoutemnaren zochten hun heil in Gent. Gevolg was dat tegen 1580 nog amper 10 % van de akkers werd bewerkt en door brem werd overwoekerd. Waar de mens het land vrijliet, kwamen de wolven opzetten; in de periode 1582-1588 werden in Kruishoutem 16 kinderen en 9 volwassenen door wolven naar het hiernamaals geholpen. Voor Nokere bedroegen deze cijfers respectievelijk 7 en 2. In Wannegem gingen 2 volwassenen na wolvenbeten het hoekje om. Geen wonder dat uitgerekend toen de pest meerdere keren toesloeg, waaronder in 1556, 1558, 1569, 1572, 1574, 1577, 1579 en in 1580 !

Hemel en vooral hel waren voor de Kruishoutemnaren in die tijd dus geen loze begrippen. In hun aardse tranendal richtten ze de blik naar O.L. Vrouw of naar een heilige, op zoek naar enig houvast. Daarop speelde de clerus in door de verering van religieuze curiosa allerhande aan te moedigen. Iedere dorpskerk had minstens een paar relieken van één of andere heilige. De splinter uit het H. Kruis te Kruishoutem was daarvan een kostbaar voorbeeld. Het relikwie werd zelfs dermate precieus bevonden dat het tijdens de godsdiensttroebelen tijdelijk naar Rijsel werd overgebracht. Maar waar de Heer was, daar was ook de duivel! In de verbeelding van onze voorouders was Lucifer een vertrouwd figuur die op elk ogenblik de lijfelijke gedaante kon aannemen van een mens of een dier. In 1526 meenden de Oudenaardisten hem te zien rondfladderen in de H. Walburgiskerk, waarna hij als een "vlamme viers, peckachtige stynckende" naar buiten rolde. Van Oudenaarde naar Kruishoutem is maar een boogscheut ... een halve eeuw later was het zo ver; op de avond van 26 juni 1577 brak de hel los boven Kruishoutem: "Den 26en juny 1577 was groot ongheweerte, zonderlinghe tot Cruuyshoutem, op den avont donderde en blixemde het zeer afgryselick, het reghende dat men in de platten lande tot de knien toe in 't water ghynck. Al de vyvers liepen over, de carpers swommen achter de velden en straten, het haghelde groote haghelsteenen ... so dat bedorven wierden de vruchten. De beesten bleven ligghende ter eerde achter de haghen, maer daer en storven gheene." De Middeleeuwse Kruishoutemnaren hadden geen Armand Pien of Frank Deboosere, die hen de oorzaak van deze wolkbreuk meteorologisch konden uitleggen. Maar een verklaring vonden ze wel: "eenen hase quam gheloopen over den kerckmuer tot aen de poorte van den baillieu ... Dit werd ghesien van uut den huuse en sy meenden dat het den DUUVEL was." Schrik alom natuurlijk, sommige Kruishoutemnaren bestierven het bijna: "Soo dat een van de cnechten soo met anxst bevanghen wiert dat hy daer af tot op den doot lach, mits ook eene maerte die van vreese des tempeests oock van ghelycken scheen beswoeren, ende lantslieden waeren alle seer beangst." Na het onweer overzag men de ramp. Dit kon inderdaad enkel het werk van de duivel zijn; de rogge was afgesneden, als met een mes bewerkt. Op andere akkers lag het koren plat ter aarde, alsof het met de voeten was vertrappeld (allusie op de sabbat?). In totaal waren 150 hectaren akkervruchten vernietigd.

We zijn nu 432 jaren later opnieuw aanbeland in de maand juni. Zal den duuvel weer tempeesten boven Cruuyshoutem? Zullen we opnieuw worden overgoten met bakken water? Hopelijk niet. Wees alvast van één zaak overtuigd, beste lezer, als u deze maand een haas op een kerkmuur ontwaart, dan haalt u best badpak en zwemvliezen uit de kast!