Het Goed Te Keete aan de Galgestraat (!) in Wannegem-Lede (tegen de grens met Ooike) is één der oudste hofsteden uit de regio, gelegen aan de vroegere Pontweg die de Schelde te Oudenaarde over Bevere, Ooike, Wannegem, Kruishoutem met de Leie te Olsene verbond. De toponiem 'Keete' of 'Keet' betekent 'duiventil' of '-hok'. In 1918 was er op het erf inderdaad nog een duiventil met eronder een hoenderhok, gebouwd boven de mestput. Generaties Van Cauwenberghes zijn op de hoeve geboren en gestorven; deze landbouwersfamilie was van oudsher bezitter van meerdere grondeigendommen in de regio.
'De Keete' is in de streek het spook- en toverkot bij uitstek. Onze voorouders vertelden tijdens donkere winteravonden verhalen om de tijd door te komen en de aanhoorders de stuipen op het lijf te jagen. Beducht voor de confrontatie met dood en hiernamaals trachtten ze fenomenen uit hun omgeving te duiden aan de hand van bovennatuurlijke verklaringen. De ondertoon van deze volkssagen (van het Duitse "was gesagt wird") was meestal tragisch en pessimistisch, wat de toehoorder met een onbehaaglijk gevoel achterliet. De tover- en spookverhalen waren in de jaren 1870-1880 zeer talrijk en werden met veel nadruk als de waarheid - te Wannegem-Lede vooral over 'De Keete' - rondgestrooid. In die mate zelfs dat de boerderij omstreeks 1870 enkele jaren onbewoond bleef, omdat kandidaat-pachters uit schrik gewoonweg niet kwamen opdagen.
Waaraan dankte 'De Keete' deze kwalijke reputatie? Moeilijk uit te leggen. Misschien speelde het volgende wel een rol: "De Keete was een slaaphof. Dit wil zeggen dat bezembinders, schareslijpers, leurders en bedelaars, op de hofstede kwamen overnachten, wanneer hun trektochten over Wannegem-Lede liepen. De slapers waren gewoon gratis twee smouterhammen van roggebrood met een schotel karnemelkpap van de boerin te ontvangen. De boerin werd aangesproken als "vrouwe". De nachtgasten betaalden de"vrouwe" met het vertellen van nieuwtjes van de streek." (Jozef Goeminne, De Keete en haar bewoners te Wannegem-Lede, Bijdragen geschiedenis Stad Deinze, 1963). Wellicht werd het feit dat de boerderij een trekpleister was voor mensen, levend aan de rand van de maatschappij, door de goegemeente met een argwanend oog bekeken. De stap naar 'spoken' is dan rap gezet om de hofstede en haar bezoekers te 'verketteren'.
In 1956 tekende Sylvain Bohez in de streek volksverhalen op. Deze schat aan vertelcultuur is raadpleegbaar op www.volksverhalenbank.be. In Wannegem-Lede noteerde hij maar liefst 33 verhalen, een pleiade van vuur-, plaag- en luchtgeesten, heksen en tovenaars, weerwolven, duivels en vrijmetselaars, deze laatsten toen blijkbaar nog een te mijden ras. Zes van die spookverhalen betroffen de 'De Keete'.
Als voorsmaakje alvast een betoverde, Wannegemse versie van 'Met Belgerinkel naar de Winkel': "In de buurt van de Strophoek kon men vaak een bel horen rinkelen. Wanneer men langs de achterdeur naar buiten ging, hoorde men de bel vóór het huis rinkelen. Op een dag gingen enkele mensen langs de voordeur en enkele anderen langs de achterdeur naar buiten. Daarna hoorde men het gerinkel van de bel verdwijnen in de richting van de Kete.". Dat het gerinkel uitgerekenddaar naartoe trok, was natuurlijk geentoeval, want:"Vroeger spookte het in de Kete erg. Wanneer de boerin alleen in huis was omdat de anderen de koeien aan het melken waren, zag ze de klompen dansen. Wanneer men om middernacht in de paardenstal ging kijken,waren alle paarden van plaats veranderd en achterste voren vastgebonden. Men is dan naar de paters van Gent geweest. Een pater die de boerderij kwam overlezen, zweette verschrikkelijk. Hij gaf de mensen de raad om de koewachter weg te sturen. Nadat men dat had gedaan, kwam er een einde aan de vreemde gebeurtenissen.".
De geestelijkheid erbij roepen om de tovenarij ter plaatse te bezweren, was natuurlijk het meest aangewezen, want zelf naar de priester gaan, kon wel 's verkeerd aflopen: "Wanneer de mensen uit de Kete op zondag naar de mis gingen, raakten ze verdwaald, hoewel ze een lantaarn bij zich hadden. De mensen waren door de mare bereden. Later beweerde men dat het op die plaats spookte". Zeker 's nachts was de omgeving er te mijden, want: "Een man die op een nacht naar huis kwam, zag bij de Kete een zwarte hond met een ketting voor zijn voeten springen. Hoewel de man een stok en een mes bij zich had, was hij doodsbang om aangevallen te worden. Bij de Kete spookte het altijd.".
Vooral de kelder van de boerderij boezemde schrik in, wat moet blijken uit het volgende warrige 'abracadabra'-verhaal: "In de Kete was een spookkelder waar men veel ongeluk had. Op een nacht lagen daar twee koeien dood. Enige tijd later lag er een paard dood. De boer liet een man komen, die over bijzondere krachten beschikte.Toen die man kwam aangereden, sprak de boer tot hem: "Je zal daar bij de poort de persoon zien staan, die voor het kwaad verantwoordelijk is". Zo was het ook. De twee negeerden de verschijning bij de poort. Toen een pater later op de dag langskwam, zei de boer dat de persoon die het kwaad veroorzaakte, slechte boeken bezat. Daarna werden de stallen overlezen. De tovenaar stond echter nog steeds bij de poort. Op zondag kwamen er twee heren op de boerderij, die in een boek lazen en dwars door het huis stapten. De paters kwamen nog een keer terug om overal medailles te hangen, zodat de man die het kwaad veroorzaakte, niet meer binnen kon. De geestelijken lieten ook de sterkste man van Wannegem ter plaatse komen. De pater stak iets in een zak en liet die sterke man de zak op zijn rug dragen. De man zei: "Ik zal vallen met die zak", waarop de geestelijke zei: "Ga zover als je kan en giet de zak dan uit". De sterke man ging in de richting van Nokere, maar geraakte zover niet. Hij schudde de zak ter plaatse uit en stelde vast dat er niets in zat." Was de geest uit de zak en het spook daarmee uit de kelder? Wie zal het zeggen?
In ieder geval werd de kelder jaren niet gebruikt. Het woonhuis en de stallen brandden bij de aftocht van het Duitse leger op 31 oktober 1918 uit en werden pas in 1920 herbouwd. De kelder werd niet meer opgemetst. Meteen stopten de spookverhalen: "In de Kete was een kelder waar het spookte. Men hoorde er altijd lawaai. Niemand durfde die kelder te betreden. Tijdens de oorlog is er een bom in de kelder gevallen,waarna er een einde kwam aan de spokerij." Desondanks, als u langs Hof Te Keete passeert,wees toch voorzichtig, rij door en kijk niet om. Ge weet maar nooit ... .