Mei 1940
Begin van de Tweede Wereldoorlog. Op vrijdag 10 mei zijn de Duitsers België binnengevallen. Negen dagen later hebben ze Brussel, Mechelen, Leuven en Antwerpen in handen. Het Belgische leger trekt zich terug achter de Leie. Op woensdag 22 mei bezetten de Duitsers de linkeroever van de Schelde van Waarmaarde tot Oudenaarde en hebben ze een doorbraak geforceerd over de rivier nabij Elsegem-Petegem.
Familie Hoerée vlucht de verkeerde kant op
Een enorme vluchtelingenstroom is op gang gekomen, richting westen, richting Frankrijk. De familie Hoerée van het bedrijf L’Ouillerie de Flandres (oliën en vetten) kiest die woensdag te Oudenaarde het hazenpad. In hun transportwagen: vader Daniël, moeder Agnes, de zonen Hilaire en Marcel, dochters Germaine en Christine, grootmoeder Octavie, tante Louise, oom Leopold, tante Martha en nichtje Jacqueline. Ze overnachten te Waregem bij familie en rijden nadien door over de Leie naar Gottem bij smid René Bultinck, een klant van hun bedrijf. Dit zal blijken een verkeerde keuze te zijn. Op diezelfde donderdag 23 mei geraken de Nazi’s definitief over de Schelde en marcheren door Kruishoutem naar de Leie op. De restanten van het Belgische leger verschansen zich aan de overzijde van de rivier om de Duitse oversteek te beletten. De familie Hoerée zit net als de plaatselijke bevolking als ratten in de val.
Hilaire, vader Daniël
Germaine, Marcel, Christine, moeder Agnes
De fles butaangas
De zoon van smid Bultinck getuigt: “Op vrijdag 24 mei zijn we de kelder ingegaan samen met vluchtelingen uit Oudenaarde. Ons huis, een winkel van ijzerwaren en dergelijke, stond rechtover het huidig café ‘De Vlasbloem’. Ik was 15 jaar oud. ’s Namiddags werden we geweldig beschoten. Soldaten kropen langs de muren weg. Gekwetsten werden weggevoerd op kruiwagens. Een geschreeuw dat horen en zien verging. Die namiddag zijn er meer dan 35 obussen op onze koer ontploft. ’s Zaterdags (25 mei): zware beschieting. Wegens plaatsgebrek plaatsten we een fles butaangas in de keuken onder de tafel. Die fles gas zou ons noodlottig worden. ’s Zondags (26 mei) bij het inkomen van de dag raadt een officier aan ons te vluchten want hij verwachtte een grote aanval. Wij wilden wel, maar de vluchtelingen bleven liever. Mijn ouders wilden hen niet alleen achterlaten in ons huis, zodat we thuis bleven. Met 24 personen, jong en oud, in de kelder. Rond de middag gebeurde het drama. We werden langs achter door de Belgen en langs voor door de Duitsers beschoten. Zeker ogenblik: een gasreuk in de kelder. Mijn vader snelt toe om de kaarsen uit te blazen, maar ’t was te laat ! Een geweldige ontploffing en alles in vuur en vlam. Een granaatscherf, een schrapnel had de butaanfles doorboord. Op hetzelfde moment ontplofte er een obus op de achterkeuken en de kelderdeur kon niet meer open. Grote paniek !”. Waarna een nieuwe ontploffing volgt en een deel van de kelder in elkaar stort. Gehuil en geschreeuw. Chaos. Dochter Christine Hoerée herinnert zich: “Mama hoorde iedereen huilen van de pijn en trachtte haar kinderen te redden, maar ze is gevallen op de trap en iedereen is over haar gelopen. Daardoor was ze zo hevig verbrand in het gezicht, armen, benen en voeten. Papa is ook verschillende keren op zoek gegaan naar zijn kinderen. Ook mijn broer Hilaire is toen verschillende keren teruggekeerd in het brandende huis om te redden”.
De helletocht
Zieltogend onder de brandwonden ligt de groep enige tijd in de boomgaard achter de woning om vervolgens over de velden te vluchten naar een Rode Kruis Post. Daar wordt in pijn en smart de nacht doorgebracht. Duitse soldaten vallen het huis binnen en vorderen ’s anderendaags een vlaswagen en een boerenkar op om de gewonden van het front weg te halen. Alle Leiebruggen zijn echter door de terugtrekkende Belgen opgeblazen. Op de noodbrug van Machelen-Put komt de vlaskar in de Leie terecht. Duitse soldaten helpen de zwaar gewonden weer op het droge, waarna de helletocht doorgaat naar het klooster van de Paters Passionisten op de Marolle. De rol van de paters wordt achteraf door de overlevenden in vraag gesteld. Zoon Bultinck getuigt: “Daar beleefden we een nieuwe ontgoocheling. We mochten met al onze brandwonden, dan nog in volle zon, niet in het klooster binnen. We stonken natuurlijk vreselijk en men dacht dat we met gifgas waren beschoten. We werden naar een overdekte stapelruimte verwezen. Mijn moeder, die zwanger was, heeft dit nooit kunnen vergeven.”. Ook de familieleden Hoerée liggen er in open lucht op stro onder de remise. Zoon Marcel bezwijkt er aan zijn brandwonden.
Lazaret Vergaert
Diezelfde avond nog worden ze te Kruishoutem in de Nieuwstraat overgebracht naar de woning (zie foto) van Amedée Vergaert, die op vordering van burgemeester Charles D’Huyvetter als tijdelijk hospitaal is ingericht. De hulp komt voor velen te laat. Christine Hoerée: “Daar is mijn zus Germaine overleden op 9 juni 1940. Dezelfde dag is ons grootmoeder, moeder van ons mama, Octavie De Bleeckere ook in Kruishoutem overleden. Normaal moest papa overgebracht worden naar het ziekenhuis in Oudenaarde voor een bloedtransfusie, maar hij mocht er niet binnen aangezien de militairen in het gasthuis lagen. Hij is overleden te Kruishoutem op 14 juni 1940. Mama was niet op de hoogte van de dood en de begrafenis van mijn vader, van mijn zus, van mijn broer en ook niet van haar moeder. Wij hebben zorgen gekregen van een jonge dokter De Jonckheere en van vrijwilligers, de familie Maurice Gevaert, Marguerite Dhuyvetter, Martha Vindevogel en de zusters St.-Franciscus van Assisen klooster uit de Brugstraat, zusters Chantal, Lucrecia, Marguerite. Uit dank ben ik later bij hen in het pensionaat geweest, en heb ik mijn dochter Chantal genoemd”.
Na een jaar van omzwermingen in diverse hospitalen kunnen de drie overlevenden van de familie Hoerée, moeder Agnes, dochter Christine en zoon Hilaire terug naar hun woonst aan de Prins Leopoldstraat te Oudenaarde. Daar wacht hen een zoveelste desillusie: “Het huis was niet beschadigd, er waren geen ruiten gebroken, maar het was wel erg bestolen door de geburen” ...
Zie: DE BORGGRAEVE Edwin, Een vrouw in oorlog. Dagboek van burgemeestersvrouw Claire De Volder (10 mei-22 juni 1940), jaarboek 2010, p. 152-205.