De vrijheidsbomen werden bij ons geïntroduceerd op het einde van de 18de eeuw. Het idee kwam in 1791 van de Franse revolutionaire geestelijke Henri Grégoire (1750-1831), die de natuur weer in de steden en dorpen wou brengen. Het gebruik waaide over naar de door Frankrijk bezette gebieden. De boom was het symbool van het natuurlijke en het onstuitbare, van verbondenheid met de aarde, van groei, vernieuwing, en bij uitbreiding van de revolutionaire gedachte. De idealen van de Franse Revolutie waren in onze contreien geen lang leven beschoren, maar de kerngedachte van de vrijheidsboom bleef intact. In België werden zowel in 1830 als in 1918 en 1945 vrijheidsbomen geplant.
De eerste boom
Zo kreeg ook het Nokerse dorpspleintje bij de Belgische Onafhankelijkheid in 1830 een grootbladige linde, die echter de geest gaf in zijn eerste levensjaar. Al met al was dit geen onschuldig gebaar van de zich wellicht van geen kwaad bewust zijnde Nokeraars. Hun vrijheidsboom refereerde immers rechtstreeks naar de Franse Revolutie en stond dus symbool voor onversneden vrijheid, volledige gelijkheid en basisdemocratie. Net op dat ogenblik rolden de protagonisten van de eerste Belgische regering, het zgn. ‘Voorlopig Bewind’, nog met elkaar over de vloer betreffende de koers die het jonge België zou varen: vooruitstrevend en republikeins, gebaseerd op algemeen stemrecht, dan wel onder een meer behoudsgezinde vlag: een monarchie, met cijnskiesrecht voor the upper class. De tweede strekking zou het halen. Het dubbel gevolg was dat de Kruishoutemse republikein Charles Spilthoorn te Gent zijn koffers mocht pakken en een berooide Duitse prins op 21 juli 1831 te Brussel de eerste koning der Belgen werd.
De tweede boom
De tweede Nokerse ‘Vrijboom’ werd in het kroningsjaar - dit jaar 185 jaar geleden - aangeplant. In 1993 had hij de respectabele leeftijd van 162 jaar bereikt. ‘Aardig’ horen we u zeggen, maar het kan nog beter; in 1974 werd in Zoersel een linde van maar eventjes 800 jaar neergehaald. Opmerkelijk is in elk geval dat de tweede Nokerse vrijheidslinde - net als een knotwilg - uit een pootstok zou zijn gegroeid. Het pootmateriaal was afkomstig van het ‘Hof ter Wolfshaeghe’, de ouderlijke woonst van politicus Robrecht Bothuyne, in - jawel - de Lindeknokstraat. Op 7 september 1930 kwam er bij het eeuwfeest van de Belgische Onafhankelijkheid een vrijheidsboom bij. De feestaffiche van die dag vermeldt immers: "Om 11 ure planting van een nieuwen Vrijheidsboom en verheerlijking van deze van 1830 door (burgemeester) E. Dewitte". Niemand weet anno 2016 met zekerheid waar die ‘nieuwen Vrijheidsboom’ dan wel zou zijn aangeplant. Misschien betreft het één van de twee linden op de hoek van de kerkwegel en de Hovebroekweg, de vroegere rendez-vous plek van de minnekozende Nokerse jeugd.
Op 28 mei 1962 werd de officiële vrijheidsboom bij Koninklijk Besluit als monument geklasseerd. In 1993 had hij een hoogte van 25 meter bereikt met een stamomtrek van 3m20. Een kloeke jongen. Maar, al zag de boom er gezond uit, bij inspectie bleek hij aangetast door tonderzwam. Reeds in het begin van jaren tachtig waren de eerste paddestoelen op de stam waargenomen. De zwamvlok verstopt de voedselbanen van de boom en onderbreekt zijn sapstroom. Na een onderhoud met boomchirurg Henk De Zitter nam Nokeraar Lieven Kinds contact op met de Dienst Monumenten en Landschappen in Brussel. Daar kreeg hij te horen dat er geen fondsen beschikbaar waren voor de verzorging van vrijheidsbomen. Intussen zette het aftakelingsproces zich verder. Tot 1992 kon in de lente nog lindebloesem worden waargenomen. In 1993 tooide de boom zich weliswaar met frisgroene bladeren, maar de kruin was toen al vrij dun bebladerd. Het vermoeden rees dat de stam in een vergevorderd stadium van verrotting verkeerde. Gevaar voor neervallende dode takken was niet denkbeeldig.
Bij een controlebezoek in het voorjaar van 1993 van de Dienst Monumenten en Landschappen viel het verdict: kappen was de enige oplossing. Het gemeentebestuur besliste tot ‘ogenblikkelijke velling’. Na protest van baron Casier en Lieven Kinds werd een tweede expertise uitgevoerd door de Administratie voor Milieu, Natuur en Landschap. De conclusie was dezelfde. Op 25 mei 1993 werd de vrijheidsboom door boomkapper Ducatteeuw en twee gemeentearbeiders neergelegd. In de kruin bleken self-made knikkers te zitten, waarmee decennia voordien omwonenden, waaronder Omer De Fraeye, hadden gespeeld tijdens hun kinderjaren. Met lede ogen aanschouwden de dorpsouderen de zwanenzang van hun ‘Vrijboom’. Om te voorkomen dat zwamresten in de bodem achterbleven en de nieuwe aanplant zouden hypothekeren, werd de wortelstronk enkele weken later uitgefreesd.
De interim boom
Het was uitkijken naar een jonge boom die de plaats van zijn eerbiedwaardige voorganger zou innemen. Voor enkele, blijkbaar toch wel zéér ongeduldige Nokeraars duurde het wachten te lang. Ze besloten zelf een ‘vrijheidsboom ad interim met bijhorend rond punt’ te planten. De pootstok diende niet ver te worden gezocht, de olijke daders evenmin. De enigszins naar restaurant ‘Het Gemeentehuis’ (nu ’t Landhuys) overhellende tak was geen lang leven beschoren. ’t Was trouwens niet eens een linde …
De derde boom
Wegenwerken verdaagden de aanplant van het derde officiële exemplaar naar de lente van 1994. In oktober van het jaar nadien volgde een afscherming in arduin met de originele smeedijzeren hekkens. Het dorp had opnieuw zijn symbool van vitaliteit, vruchtbaarheid en zuiverheid. Maar … de derde vrijheidslinde had het blijkbaar niet gemakkelijk om te gedijen in Nokerse bodem. In december 2009 ontdekten leden van het Kerstcomité, die de boom tijdens de donkere decemberdagen met een feeërieke blauwe lichtversiering tooiden, meerdere afgestorven takken. De reden van deze knik in de bloei was niet met zekerheid te duiden. Betrof het een ziek exemplaar? Konden de wortels zich te weinig vertakken? In de gemeenteraad van 12 juli 2010 werd een budget uitgetrokken. Een nieuwe linde kwam er evenwel niet onmiddellijk. ‘Zachte heelmeesters maken stinkende wonden’, zo werd gedacht in Nokere einde 2011; de vrijheidsboom kreeg die winter een snedige snoeibeurt. En wat blijkt ? Sindsdien staat de linde ’s zomers - tot heden weliswaar zonder lentebloesem - telkenmale mooi in het blad.
Gebaseerd op: KINDS Lieven, SAVEYN Michel en VAN DEN MEIRSSCHAUT Jean-Marie, Acht eeuwen Nokere, 1996, p. 265-266.