Waar is de tijd dat de kolenmarchand des winters met paard en kar de zakken kolen en cokes ten huize bracht veur de kolestove? Voor jongeren een niet meer te vatten beeld, evenals de mooie ijskristallen ’s winters aan de binnenkant van het enkelglas van het slaapkamervenster. ’t Was koud, maar het was mooi, en het is voorbij.
Alles ging trager toen, ook het kolentransport. Het was daarom evenwel niet zonder gevaar. Een voorbeeld hiervan is het volgende krantenknipsel van 110 jaar geleden: “Een man vermorzeld te Petegem-Deinze. Toen de machinist van den tram Kruishoutem-Deinze Woensdag avond een kwart na 8 ure van den “Soeverein” te Petegem naar de statie van Deinze reed, vond hij tusschen den “Soeverein” en den Molen, op eene eenzame plaats, eenen wagen kolen, met twee paarden bespannen, op den steenweg staan. Dat kwam aan den machinist verdacht voor, doch hij stopte niet. Toen hij een half uur later gereed was, om met den tram van Deinze statie naar Kruishoutem terug te keeren, zag hij een paar mannen van Kruishoutem op zijnen tram stappen, waaronder de voerman, M. Grymonprez. Hij deelde hun zijn vermoeden mede, dat nabij den “Soeverein” een ongeluk moest gebeurd zijn.
Zij vonden den waggon inderdaad op 300 meters voorbij den molen nog staan. De tram stopte, en voorzien van eenen lantaarn, ging men zien. Men vond een man onder den wagen liggend, met vermorzeld hoofd. Het rechte voorwiel moest langs de rechter slaap gereden zijn, en had aldus een deel van den schedel verbrijzeld. Het lijk werd herkend als dat van Gustaaf De Smet, 51 jaar, die met zijn twee broeders eene boerderij en koolhandel drijft te Kruishoutem-Bunder. Het slachtoffer was de stiefzoon van den gewezen burgemeester, Van der Looven, van Kruishoutem. Hij was om 4 ure naar Deinze-statie gereden om eenen waggon kolen te lossen. In het naar huis rijden met eene vracht van 5000 kilos kolen moet hij van den voortrein van den wagen gestuikt zijn en op zijne geroep moeten de paarden plotseling blijven staan zijn. Spoedig waren de gendarmen van Deinze en ook die van Kruishoutem ter plaats, evenals Dr Filliers, van Deinze, die enkel den dood kon vaststellen. Het lijk werd door de zorgen M. Grymonprez en Emiel Veys, naar zijne woning, te Kruishoutem, overgebracht.” (Den Denderbode - 08.01.1911).