Welkom!

… op de website van Hultheim, de heem- en geschiedkundige kring van Kruishoutem. Hier vindt u heemkundige en historische updates over Kruishoutem, de Marolle, Lozer, Nokere, Wannegem en Lede. De laatste info staat bovenaan, voor de oudere verslagjes scrolt u naar beneden.

 

Regelmatig verschijnen in de media meldingen dat een kind of meerdere kinderen uit hetzelfde gezin door een ouder werden omgebracht. Het zijn berichten waar iedereen sprakeloos en stil van wordt. Psychiaters en psychologen hebben verschillende verklaringen voor “filicide” of het opzettelijk doden van een eigen kind. Kindermoordenaars zijn echter van alle tijden. In krantenartikelen van eind van de 19de eeuw vonden we een veroordeling terug van de in Kruishoutem geboren Melanie Van Autreve. Ze werd verdacht van moord op twee van haar eigen kinderen.

Melanie Van Autreve werd geboren op 31 maart 1850 in de Langeveldstraat1 in Kruishoutem, in die tijd een bijzonder arme buurt, waar arbeiders, bezembinders en zelfs bedelaars woonden. De Van Autreves woonden in een armtierig, klein huisje waarvan er een achttal aan elkaar waren gebouwd en bewoond door verschillende gezinnen. De familie Van Autreve was niet afkomstig uit Kruishoutem. Vader Angélus werd geboren in Petegem-aan-de-Leie, moeder Maria Theresia Pourquoi in Bachte-Maria-Leerne. Bij de volkstelling van 1856 was het gezin al verhuisd naar de Deinsesteenweg. In 1858 verlaat de familie Van Autreve Kruishoutem om in Petegem-aan-de-Leie te gaan wonen. Later emigreerde het koppel naar Wattrelos in Frankrijk.

Op woensdag 18 januari 1882 werd voor het hof van assisen van Brabant de zaak opgeroepen ten laste van de toen 31-jarige Melanie Van Autreve. Ze werd beschuldigd van moord op twee van haar eigen kinderen. Tijdens de nacht van 19 op 20 juni 1881 zou ze haar pasgeboren baby, een meisje, om het leven hebben gebracht. Ze zou eerder in 1878 al een pasgeboren kind hebben vermoord. Melanie had geen al te beste naam, want in het artikel staat te lezen dat ze “van zeer slecht gedrag is en al vijf kinderen heeft gehad”. Het betreft hier wel vijf onwettige kinderen, wel te verstaan.

De moord uit 1881 kwam op een eigenaardige manier aan het licht. Melanie woonde op dat moment in de Stoofstraat 32 in Brussel, waar ze dienstmeid was bij een zekere M. Baltus, eigenaar van restaurant ‘Au Cygne’. Mevrouw Baltus had de zwangerschap opgemerkt en op haar advies vertrok Melanie op 23 juni van dat jaar naar haar ouders om te bevallen. Er werd afgesproken dat ze na de bevalling terug in dienst zou treden. Toen kort daarna de waterafvoer in het restaurant verstopt raakte, werden de in stukken gesneden overblijfselen van een baby gevonden. Mevrouw Baltus beschuldigde Melanie onmiddellijk van moord en diende een klacht in. Bij het verdere onderzoek door de politie werden nog meerdere lichaamsdelen gevonden. Nadere analyses door wetsdokters toonden aan dat de baby 3 tot 4 dagen eerder was gestorven en dat hij was gekookt en in stukken gesneden.

Voor de moord in 1878 op een eerder kind was er minder bewijslast. In de maand juni van dat jaar trad ze als voedster in dienst bij het ‘Hospices des Enfants-Assistés’ in de Meiboomstraat in Brussel. Melanie zou daar een kind hebben gebaard, waarvan de geboorte niet werd aangegeven. Ze zou op een namiddag ‘het gesticht’ hebben verlaten met een korf waarmee ze ’s avonds terugkwam. Men vermoedde dat het kind daarin werd weggedragen.

Er werd een onderzoek gestart waarbij Melanie werd geseind en opgespoord. Op 2 juli 1881 werd ze aangehouden bij haar tante in Deinze. Ze was op bezoek bij haar 5-jarig kind Constant,2 waarover haar tante het voogdijschap had. Onmiddellijk na haar aanhouding werd ze ondervraagd door Mr. Vander Meersch van het Gentse parket. Ondanks haar valse verklaringen, werd vastgesteld dat ze recent zwanger was geweest. Terug in Brussel weigerde ze, ondanks de vele pogingen van de onderzoeksrechter, om mee te werken en een verklaring af te leggen.

kindermoord 19061881

De veroordeling van Melanie Van Autrijve verscheen op 29 januari in De Deinsche Burger.

Voor het proces werden niet minder dan 25 getuigen opgeroepen. Enkelen legden uit dat er in ‘Au Cygne’ kachels aanwezig waren voor de grote hoeveelheden kokend water, nodig voor de douches en andere behoeften van het restaurant. Op deze manier beschikte Melanie over voldoende kokend water om haar plan uit te voeren. Na lange hoorzittingen bevond het hof van assisen Melanie Van Autreve schuldig aan de moord op haar kind tijdens de nacht van 19 op 20 juni 1881. Het hof hield echter rekening met verzachtende omstandigheden en veroordeelde haar tot slechts zes jaar opsluiting. Wat de verzachtende omstandigheden waren, is niet geweten. Aan de moord op een vorig kind in 1878 werd ze onschuldig bevonden. De uitspraak bracht bij Melanie geen enkele emotie teweeg. Ze bleef net als tijdens het hele proces zwijgen. De krant ‘Le Gaulois’ typeerde haar als een sterke vrouw en uit de fysionomie3 van de verdachte viel een zekere intelligentie af te leiden.

Het is mogelijk dat Melanie met de moorden in Brussel niet aan haar proefstuk toe was. Eerder kreeg ze op 21-jarige leeftijd al een kind, Petrus. Hij had evenmin een wettelijke vader en werd bijgevolg naar zijn moeder vernoemd. Petrus werd geboren in Petegem-aan-de-Leie op 4 oktober 1871, waar hij vijf dagen later overleed. Onder welke omstandigheden dit gebeurde, is niet geweten.

Na het uitzitten van haar straf keerde Melanie terug naar Petegem-aan-de-Leie. Op 1 februari 1893 huwde ze met de 7 jaar jongere Isidorus Cabie. Beiden zijn op dat moment landwerker en niet bekwaam om de huwelijksakte te ondertekenen. Cabie erkende de eerder vernoemde Constant, de op dat moment 17-jarige zoon van Melanie, waardoor deze vanaf dan als Constant Cabie door het leven ging.

Bronnen:

- Burgerwelzijn van 21 januari 1882.

- Le Gaulois van 24 januari 1882.

- De Deinsche burger van 29 januari 1882.

- Chris Van der Meeren. De familie Van Autreve in de bevolkingsregisters van 1846 en 1856 en een schets van de bewoners in de toenmalige Langeveldstraat.

 

 

1 De huidige Langeveldmolenstraat. In 1636 werd daar de langeveldmolen gebouwd die werd verwoest in oktober 1918 toen de terugtrekkende Duitsers de molen dynamiteerden. Hij werd achteraf niet terug opgebouwd.

2 Geboren op 24 februari in 1876 in Petegem-aan-de-Leie.

3 Een oude leer die stelde dat aan het uiterlijk van een mens zijn persoonlijkheid valt af te leiden.

Tachtig jaar geleden, tijdens de eerste dagen van september 1944, werden de Nazi’s definitief uit onze contreien verdreven door de geallieerde troepen. In Kruishoutem gebeurde dit niet zonder slag of stoot. Tijdens de laatste dagen van de bezetting lieten nog een aantal burgers het leven.

05 09 1944 bemanning Cromweltank hoogstraat Kruishoutem

Deze foto werd genomen op 5 september 1944. Op de hoek van de Hoogstraat drukt de bemanning van een Cromwelltank handjes met de toegestroomde bevolking. Fotoarchief Raoul De Bel.

Overal in Europa speelde ‘het Verzet’ een belangrijke rol. De ‘Ondergrondse’ probeerden op allerlei manieren het beleid van de Duitsers te saboteren. Duizenden landgenoten sloten zich aan, met gevaar voor hun eigen leven, om in opstand te komen tegen de bezetters. Velen onder hen werden onder gruwelijke omstandigheden vermoord.

 

Naar aanleiding van de 80-jarige bevrijding van onze streken, organiseert Hultheim op vrijdag 6 september om 20u een lezing over de verzetsstrijders die overal in het land actief waren. Op een boeiende wijze vertelt Tim Van Steendam van “VZW Helden van het Verzet” over de weerstanders.

Wie waren ze, wat deden ze, wat dreef hen?

Affiche het verzet tegen nazistische bezetter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In 1981 had André van Duin een monsterhit met ”Er staat een paard in de gang”. Dit is maar klein bier met wat een landbouwer uit Wannegem veertig jaar eerder met zijn koe meemaakte. Toen de man ze ‘s avonds wou ophalen uit de wei om te melken, was ze spoorloos verdwenen. Eenmaal thuis vond hij het dier op een wel heel ongewone plaats terug. Het verhaal van de vermiste koe in het anders altijd zo rustige Wannegen, verspreidde zich als een lopend vuurtje, zelfs tot buiten de landsgrenzen.

De Nederlandse krant de ‘Utrechtse Courant’ had het zelfs over de klucht van de koe.

In het Vlaamsche dorp Wannegem heeft zich dinsdag een merkwaardige geschiedenis afgespeeld, waarvan een koe het middelpunt was. Het staat niet vast of de koe, na jarenlang grazen in de vlakke weide, verlangen had gekregen naar hooger oorden, doch toen de boer zijn koe voor het melken naar den stal wou drijven, was het dier spoorloos verdwenen. Hoe groot was de verbazing van den eigenaar, toen hij naar huis teruggekeerd de vermiste koe uit het dakvenster van zijn huis zag kijken. Het dier was de trappen opgeklauterd en op de zolderverdieping terecht gekomen, waar het, wilde of niet, moest blijven. Een probleem werd thans hoe de koe weer op den beganen grond te krijgen, daar zij noch met goede woorden, noch met geweld was te bewegen via de trap naar lagere regionen te kuieren. Er zat niets anders op dan de onwillige met behulp van takels door het uitgebroken dakvenster naar lagere regionen te doen zakken”

Bron:

De klucht van de koe. De Utrechtse Courant 1941.

Vandaag 18 juni is het precies 209 jaar geleden dat in Waterloo de beslissende veldslag werd uitgevochten tussen ‘La Grande Armée’ van Napoleon Bonaparte en een geallieerd leger, bestaande uit Britse, Nederlandse en Hannoverse troepen onder opperbevel van Wellington en een Pruisisch leger onder commando van maarschalk Von Blücher. Napoleon werd definitief verslagen en verbannen naar het eiland Sint-Helena waar hij op 5 mei 1821 stierf.

België, Nederland en nog andere delen van Europa behoorden tussen 1804 en 1814/15 tot het Napoleontisch Keizerrijk. Napoleon was in die periode voortdurend in oorlog, waarbij zijn multinationaal leger onophoudelijk op zoek was naar kanonnenvlees. In de bezette gebieden was de Franse wetgeving van kracht, met inbegrip van de dienstplicht of ‘conscriptiewet’.

Vanwege de zogenaamde ‘bloedwet’ waren alle jonge mannen tussen de 20 en 25 jaar dienstplichtig. Dit betekende echter niet dat iedereen in het leger werd ingelijfd. Sommigen werden om fysieke redenen, zoals te klein of te zwak afgekeurd. Nog anderen kregen een vrijstelling om sociale redenen. Voor wie overbleef bepaalde een lotingssysteem wie onder de wapens moest. Wie van rijke afkomst was, kon zich vrijkopen en zich tegen betaling van een aardige som laten vervangen. Het is duidelijk dat vooral de lagere klasse van de bevolking, zoals arme boeren en arbeiders, het slachtoffer waren van de conscriptiewet. De uitgelote mannen, ‘conscrits’ of ‘lotelingen’ genoemd, werden ingeschreven in een militieregister. Naast de namen van de ouders, de geboorteplaats en beroep, werd ook een signalement van de persoon in het register genoteerd met o.a. kleur van haar en ogen en kenmerken van de neus, kin en mond.

De onvrede onder de bevolking was groot, want de gevolgen van de dienstplicht mogen niet onderschat worden. Conscrits werden voor jaren ontheemd en moesten hun persoonlijke dromen opbergen, als ze het al overleefden. Lange dagmarsen, ziekte, ontbering, koude, waren dikwijls hun deel om achteraf een roemloze dood te sterven op het slagveld voor een land dat het hunne niet was. Gewonden werden onder slechte omstandigheden verzorgd in hospitalen en stierven vaak aan koorts. Wie de helletochten overleefde, kwam vaak getraumatiseerd en gedesillusioneerd thuis en had moeite om zich weer aan te passen aan het dagelijkse leven.

In elke stad en elk dorp werden soldaten gerekruteerd, iedereen kende wel iemand die in la Grande Armée diende. Ook in het kleine Nokere ontsnapten de jongelingen niet aan de Franse dienstplicht. In de registers van Geneanet werden maar liefst 23 Nokeraars teruggevonden die dienden in verschillende regimenten van het Grote Leger, maar waarschijnlijk waren er nog meer, want de database van Geneanet is niet compleet. Alle Nokeraars hadden de graad van geweerschutter (fuselier).

Alhoewel op desertie strenge straffen stonden, zoals inbeslagneming van goederen, bezetting van de ouderlijke woning door soldaten en gevangenisstraffen, deserteerde bijna de helft van de Nokeraars uit het Grote Leger. Sommigen gaven er dezelfde dag de brui aan, anderen deden dit onderweg of bij een veldslag. Ze verstopten zich thuis, bij een boer, buur of kennis. In het ergste geval stelden ze zich buiten de wet en vormden bendes die zich in bosrijke gebieden verscholen. Twee onder hen kwamen achteraf toch nog in het leger terecht, hoogstwaarschijnlijk omdat de familie onder druk werd gezet. Voor bijna een derde van de Nokeraars liep het fataal af. Ze stierven tijdens een veldslag, in een hospitaal of in een gevangenis. Stuk voor stuk jonge mannen die het leven lieten voor de waanideeën van de Franse dictator.

Hieronder de lijst van de Nokerse conscrits met informatie uit het militieregister.

Elie Colpaert, geboren op 27 april 1783. Deserteerde onmiddellijk bij zijn intrede op 30 januari 1804. Werd van de aanwezigheidslijst geschrapt.

Charles Dominique Deconinck, geboren op 2 augustus 1783. Deserteerde onmiddellijk bij zijn intrede op 30 januari 1804, wellicht samen met Elie Colpaert. Werd eveneens van de aanwezigheidslijst geschrapt.

Vancauwenberghe Léon, geboren op 1 januari 1794. Deserteerde na 10 maanden dienst op 25 april 1814.

Vancauwenberghe Philippe, geboortedatum niet vermeld. Broer van Léon. Vermoedelijk krijgsgevangen genomen te Leipzig op 19 oktober 1813. De Volkerenslag bij Leipzig had plaats van 16 tot 19 oktober 1813 waarbij 90.000 doden en gewonden vielen. Dit was de grootste veldslag ooit vóór de Eerste Wereldoorlog. Napoleon werd er verslagen en moest zich met zijn gehavende leger naar Frankrijk terugtrekken. De coalitie van overwinnaars zette de achtervolging in en 6 maanden later moest Napoleon een eerste maal aftreden en werd hij naar Elba verbannen.

Devolder Joseph, geboren op 7 september 1794. Deserteerde op 13 november 1813.

Coorevits Pieter, geboren op 21 mei 1794. Deserteerde na 5 dagen dienst op 12 augustus 1813.

Santens François, geboren op 24 februari 1794. Hij wordt op 21 juni 1814 ontslagen als buitenlander. Hij deserteerde uit het korps op 22 november 1813. Na de eerste val van Napoleon werden alle niet-Fransen uit militaire dienst ontslagen. Voor Santens werd dit ongedaan gemaakt omdat hij deserteur was.

Jean-Baptiste Vindevogel, geboortedatum niet vermeld. Deserteerde na één dag dienst op 1 februari 1803.

Peirs Frédéric, geboren op 21 augustus 1782. Deserteerde op 4 maart 1804 en werd de 7de maart van de aanwezigheidslijst geschrapt.

Vantroest Pierre, (waarschijnlijk Vantroos of Vantrois), geboren op 31 augustus 1780. Deserteerde op 20 januari 1804. Kreeg na zijn desertie amnestie en keerde terug in het leger op 2 juli 1804. Werd krijgsgevangen genomen in Rusland en zal het dus waarschijnlijk niet hebben overleefd.

Delanghe Frederic, geboren op 22 februari 1794. In het hospitaal op 1 september 1813 en er ontslagen op 1 juni 1814. Ofwel stierf hij in het hospitaal ofwel werd hij ontslagen uit militaire dienst, dat laatste zou kunnen want 1 juni 1814 is net na de eerste val van Napoleon, waarbij de niet-Fransen werden ontslagen uit militaire dienst.

Deconinck Pierre Jean, geboren op 13 januari 1794. Ontslagen als vreemdeling op 21 juni 1814.

Desloover Daniël, geboren op 6 oktober 1788. Trad op 26 oktober 1807 toe tot het 3e reservelegioen. Deed zijn intrede op 1 januari 1809 bij het 122ste linieregiment. Vocht tijdens de campagnes van 1808, 1809, 1810 en 1811 in Spanje en Portugal. Werd op 13 november 1812 ontslagen uit militaire dienst. Had het geluk dat hij niet moest deelnemen aan de Russische campagne want op dat moment ging La Grande Armée van Napoleon ten onder in de ijzige Russische Winter.

Lombaert Pierre, geboren op 11 april 1791. Vocht in de campagnes van 1811 en 1812 aan de Atlantische oceaankust van Frankrijk. Deserteerde op 24 juli 1812 in Napoleonville (het tegenwoordige La Roche-sur-Yon, halverwege tussen Nantes en La Rochelle). Werd gearresteerd en vrijgesproken op 6 oktober 1812 door een speciale krijgsraad in Brest. Stierf in het ziekenhuis van Bayonne op 6 september 1814.

Delmeire Dominique, geboren op 20 maart 1786. Hij werd door de Russen gevangengenomen op 3 september 1812 in Visma, nabij Smolensk tijdens de optocht naar Moskou en 4 dagen vóór de moordende Slag bij Borodino. Hoewel de Russen doorgaans weinig medelijden hadden met krijgsgevangenen, overleefde hij de Russische veldtocht. Waarschijnlijk kon hij ontsnappen en kwam hij na een lange zwerftocht terug in onze contreien terecht. Hij heeft enorm veel geluk gehad, want er wordt aangenomen dat maximum vijf procent van de soldaten de Russische campagne overleefden. Hij stierf te Helkijn op 19 maart 1858 op 72-jarige leeftijd.

Vandevelde André, geboren op 15 november 1789. Deserteerde op 28 juni 1809. Keerde terug in het leger op 23 februari 1810. Vocht tijdens de campagnes van 1810 en 1811 in Spanje. Ging op 12 juni 1812 over naar de 3de Voltigeurs (lichte infanterie).

Nuytens Xavier, geboren op 7 augustus 1784. Diende van 27 maart tot 22 mei 1811 bij het regiment van het eiland Walcheren. Vocht tijdens de campagnes van 1811 en 1812. Na de Slag bij Borodino op 7 september 1812, marcheerde Napoleon Moskou binnen op 14 september 1812. Hij bleef er ongeveer een maand om zich daarna terug te trekken over de Berezina. Nuytens is achtergebleven in het hospitaal in de buurt van Moskou en daar wellicht ook overleden. Misschien raakte hij gewond in de Slag bij Borodino?

Debruyne Frédéric, geboren op 3 februari 1792. Overleden op 25 december 1812 in het militair hospitaal van Luik als gevolg van koorts. Van de aanwezigheidslijst geschrapt op 16 januari 1813.

Corevit Constantin, geboren op 4 mei 1782. Overleden op 12 augustus 1809 in Oppenheim als gevolg van koorts.

Coppenolle Jean Baptiste, geboren op 18 oktober 1789. Gestorven op 25 oktober 1811 in Middelburg als gevolg van koorts.

Nuytens Xavier, geboren op 7 augustus 1784. Overgeplaatst naar het 21ste linieregiment op 2 mei 1811.

Thijtgat Jean-Baptiste, geboren op 30 oktober 1793. Overgeplaatst naar het 121e regiment op 26 februari 1813.

Wieme Pierre Jean, geboren op 24 november 1782. Nieuw registratienummer 210.

 

Bronnen:

Levrau Philippe. Uit het levensverhaal van elitesoldaat Bernard Levrau. In: jaarboek Hultheim 2020, p. 47-69.

Geneanet. Soldaten die onder Napoleon vochten.

https://nl.geneanet.org/actueel/post/2014/04/nieuw-20-000-belgische-soldaten-onder-napoleon-html/

Met dank aan Philippe Levrau voor het ontleden van de verschillende handschriften en het verduidelijken van bepaalde termen en data.

Vandaag 14 juni is het precies 100 jaar geleden dat kunstschilder Emile Claus (1849-1924) te Astene (Deinze) is overleden. Hij is de bekendste impressionist van ons land. Het is meteen een dubbel jubileum, want hij is ook 175 jaar geleden geboren. Emile Claus genoot al in zijn tijd grote bekendheid als ‘Meester van Astene’ waar hij woonde en werkte. Zijn meest bekende werk ‘De Bietenoogst’ vormt het topstuk van het Mudel, het museum van Deinze en de Leiestreek. De stad Deinze en het Mudel hebben dan ook 2024 als Clausjaar uitgeroepen. Ook de stad Waregem pakt uit met een heus Emile Clausjaar. Hij werd immers in de deelgemeente St.-Eloois-Vijve geboren.

Minder bekend is dat Emile Claus een flinke portie Kruishoutems bloed in zijn aderen had. Zijn grootmoeder langs moederszijde zag immers te Kruishoutem het levenslicht. Emile Claus was een zoon van Alexander Claus en Celestine Verbauwhede. De moeder van Celestine, en dus de grootmoeder van Emile, was de te Kruishoutem geboren Rosalie Goemaere. Rosa Goemaere werd in de Kruishoutemse St.-Eligiuskerk boven de doopvont gehouden op 23 augustus 1783 als dochter van Karel en Regine Dejaeger. Ze was slechts zes jaar toen haar moeder te Kruishoutem overleed. Ze was nauwelijks 10 jaar toen haar vader stierf te St.-Baafs-Vijve. Rosa Goemaere leerde haar partner Victor Verbauwede kennen te St.-Eloois-Vijve. Hij was schipper. Hun oudste kind werd daar geboren in 1805. Twee jaar later kwam Celestine ter wereld te Willebroek. Wellicht was dat op het schip tijdens een vaart op het Kanaal van Willebroek. Pas in 1809 huwden Rosa en Victor zowel voor de kerk als voor de wet te St.-Eloois-Vijve waarbij hun beide kinderen gewettigd werden. Victor was toen nog altijd schipper. In 1820 overleed hij er. Toen was hij winkelier. Minder dan één jaar later hertrouwde Rosa met Joseph Acke, opnieuw een schipper. Met hem kreeg ze haar vierde kind. Rosa werd slechts 60 jaar. De grootmoeder van Emile Claus overleed immers te Zelzate in 1843. Haar man gaf daar haar overlijden aan. Hij was toen schipper en had zijn domicilie te St.-Eloois-Vijve. Dat laat vermoeden dat Rosa als schippersvrouw stierf tijdens een vaart op het Kanaal Gent-Terneuzen dat toen slechts enkele jaren heropend was.

Met dank aan Carlos Van Den Braembussche voor de tip.