Doorheen de tijd werd opzettelijke brandstichting altijd streng bestraft. Dat men in de negentiende eeuw evenmin lachte met dergelijke feiten ondervond Nokeraar Karel Michels. Vandaag 180 jaar geleden aanhoorde hij zijn vonnis.
Carolus Ludovicus Michels werd geboren op 13 september 1820 in Nokere als zoon van Bernardus en Barbara Meulebroeck. Zijn vader was afkomstig van Kruishoutem, zijn moeder van Nokere. Karel is slechts twee jaar als zijn moeder Barbara op amper 29-jarige leeftijd komt te overlijden. Wanneer hij 12 jaar is, verliest hij ook zijn vader. Bernardus had uit een eerder huwelijk met Anna Catharina Dhont, nog twee kinderen in leven. Karels halfzus Amelie stierf toen hij 15 was, zijn halfbroer Pierre-François toen hij 25 was. Het is denkbaar dat Karel verder werd opgevoed bij zijn halfbroer tot hij de volwassen leeftijd bereikte.
Twaalf jaar nadat zijn vader stierf, Karel is dan 24, woont hij in Huise. Waarschijnlijk werkt hij als knecht op de boerderij van landbouwer J. Vindevogel. Op 10 november 1844 steekt hij de schuur van Vindevogel in brand nadat hij er de nacht had in doorbracht. Hij doet dit met phosphorieke solferstekken1 die hij in Deinze had gekocht.2 De brand heeft grote gevolgen, want de schuur, een paard, de oogst en landbouwmateriaal vallen ten prooi aan de vlammen. Hij ontvlucht Huise en geeft zich ’s anderdaags aan bij de Gendarmerie in Gent. Hij komt in de gevangenis terecht tot zijn zaak voor het Hof van Assisen voorkomt. Op het proces bekent hij nogmaals zijn misdaad waarna het Hof op woensdag 26 maart 1845 een bijzonder hard vonnis velt. Hij wordt ter dood veroordeeld en het arrest beveelt dat de doodstraf op eene der openbare plaetsen van Gend ten uytvoer moet gebragt worden.
Uiteindelijk ontsnapt Michels aan de guillotine, want op maandag 28 april 1845 krijgt hij gratie van Leopold I. Zijn straf wordt omgezet in eeuwigdurende dwangarbeid. Hij wordt voor zijn daad niet gebrandmerkt en tentoongesteld.3 Onder het bewind van Leopold I werden in totaal 55 misdadigers geëxecuteerd, vooral roofmoordenaars konden op weinig begrip rekenen. Pyromanen werden bijna systematisch begenadigd op voorwaarde dat er geen doden waren. Van de 169 veroordeelde brandstichters, kwamen er drie onder de guillotine terecht.4
Tenslotte blijkt de eeuwigdurende dwangarbeid voor Michels maar tijdelijk. In 1861 vinden we hem terug in Fretin, Noord-Frankrijk. Hoe hij daar terechtkwam, is niet geweten, hoogstwaarschijnlijk emigreerde hij naar Frankrijk nadat hij amnestie kreeg. Of het een maatregel was vanwege goed gedrag, een besluit van de regering of van het koninklijk hof weten we niet. Een andere mogelijkheid, maar minder waarschijnlijk, is dat hij ontsnapte.
Na een leven vol ellende vindt hij uiteindelijk het geluk in Fretin, want op 22 april 1861 trouwt hij met de vijf jaar jongere Leocadie Caroline Dorchies, die hem drie kinderen schenkt waarvan er één vroegtijdig sterft. Nog geen zes jaar na hun huwelijk sterft Karel Michels in Fretin op 25 januari 1867 op amper 46-jarige leeftijd.
De exacte reden waarom Michels de schuur van landbouwer Vindevogel in brand stak, is niet geweten. Wou hij de phosphorieke solferstekken waarvan sprake eens proberen en ontstond de brand door onvoorzichtigheid? Aan de hand van de straf die het Hof uitsprak, mogen we aannemen dat Michels de brand opzettelijk aanstak. Misschien voelde hij zich onheus behandeld of was er een vete ontstaan met zijn baas, de eerdergenoemde landbouwer Vindevogel. Om de juiste reden te achterhalen zouden de processtukken, indien nog bestaande, moeten bekeken worden.
Verslag van de feiten en uitspraak in de zaak Michels op woensdag 26 maart 1845. (Het Handelsblad, zondag 30 maart 1845, 2de jaargang, 2)
1 In 1832 werd door Charles Sauria een lucifer ontwikkeld die een mengsel van witte fosfor, kaliumchloraat, zwavel en gom bevatte. Wikipedia - Lucifer (voorwerp) (geraadpleegd op 21 december 2024.)
2 Stokjes met licht ontvlambare witte fosfor.
3 Een brandmerk is een lijfstraf waarbij met een gloeiend ijzer een teken werd aangebracht. Eerst was dit op een duidelijke plaats zoals de wangen of het voorhoofd, later op de arm, schouder of de rug. Tentoonstelling van een misdadiger diende om hem publiekelijk te vernederen, maar ook om toeschouwers af te schrikken.
4 CAROEN, J., De doodstraf in Vlaanderen, 1811-1914, Gent, 2000.